Waarom een proefpolder in Andijk
auteur: Jaap Meyles
bron: jaarboek 2016, Foto’s: Verzameling Jacco Mantel
VOORGESCHIEDENIS
In 1918 nam de Tweede Kamer de Zuiderzeewet van Ir. C. Lely aan. De januaristorm van 1916 heeft de doorslag gegeven om deze wet eindelijk aan te nemen. Volgens deze wet zou de Zuiderzee worden afgesloten door middel van de aanleg van een afsluitdijk. Het IJsselmeer dat hierdoor ontstaat, zal deels worden ingepolderd. (Wieringermeerpolder, Noordoostpolder, Flevopolder en Markerwaard). De aanleg van de Afsluitdijk en de IJsselmeerpolders was de taak van de ‘Dienst der Zuider zeewerken’, die viel onder het toenmalige Ministerie van Waterstaat. Het ontginnen en in cultuur brengen van de drooggevallen grond werd overgelaten aan een andere dienst, de Directie van de Wieringermeer (de voorloper van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders).
ADVIES VOOR DE AANLEG EN HET ONDERZOEK
De Commissie Lovink (ingesteld 11 augustus 1922) bracht op 25 juli 1924 een verslag uit met het voorstel een 30proefpolder aan te leggen waar op kleine schaal praktische ervaring kon worden opgedaan met het in cultuur brengen van de grond in de nieuw aan te leggen Wieringermeer.
De eerdere inpolderingen in Noord Holland, de Anna Paulownapolder (1847) en de Waard en Groetpolder (1844) waren vóór hun drooglegging bedekt met zeewater van een even hoog zout- gehalte als de Wieringer meer. Ook de Haarlemmermeer (1850) gaf na de drooglegging voor veel boeren problemen. Hoewel er veel ervaringen met de inpoldering waren opgedaan, bleven er toch nog tal van vraagpunten bestaan ten aan zien van de praktische toepassing van verschillende door de commissie aangegeven richtlijnen. Deze richt lijnen zouden daarom aan de praktijk moeten worden getoetst in de proef polder, alvorens ze in de eerste droog te leggen polder in het groot zouden worden toegepast.
Het advies van de Commissie Lovink tot het aanleggen van een proef polder in Andijk hiervoor, werd door de regering positief gezien en over genomen. Uit drie locaties bleek Andijk de beste keus.
De leiding van het onderzoek in de proefpolder werd op 7 januari 1927 ingesteld: de Commissie van Advies omtrent de landbouwtechnische aangelegenheden betreffende de proefpolder in Andijk (de proefpolder commissie). Hierin hadden onder andere zitting: dr.ir. S. Smeding, ir. W.A. Bosma, K. Slikker en de bedrijfs boer A. Langereis (gekozen uit een groep van 600 sollicitanten).
Zij kregen de gelegenheid de nodig geachte onderzoeken te verrichten op het gebied van: ontwatering, bodem rijping, ontzilting, microbiologie, gewassenkeuze, bemesting, grond bewerking en alles wat hiermee samenhangt en zo de basis te leggen voor het op rationele wijze in cultuur brengen van de Wieringermeer. De proefpolder was in feite de start van de wetenschappelijke begeleiding, die het werk in de IJsselmeerpolders altijd heeft gekenmerkt.
AANLEG EN DROOGVALLEN
Pas twee jaar na dit advies kwam er groen licht van de regering en werd op 1 augustus 1926 begonnen met de aanleg. De nieuwe dijk werd 1800 meter lang, 33 meter breed en de kruinhoogte 5.65 meter boven NAP. De keileemlaag op het zandlichaam werd afgedekt met kleigrond. Deze werd gehaald uit een kleiput op het land van Klaas Tensen in de Bakkers hoek in Andijk. Op 16 augustus 1927 is de proefpolder drooggevallen na 16 dagen pompen. De gronden liggen vrij vlak zonder kuilen en gaten. De maalsloot was reeds gegraven om sneller tot een goede ontwatering te komen.
Behalve vis werden op de bodem van de polder heel wat huishoudelijke apparaten gevonden, weggegooid door Andijkers, die deze toch niet meer gebruikten. Veel stank was aanwezig vanwege verrotting van mosselen en waterplanten. Om de bodem bedrijfsklaar te maken voor gebruik, moesten paalwerken, die in vroeger dagen gebruik waren in de toenmalige dijk als waterkering, ook verwijderd worden, evenals een viertal stenen ’’hoofden’’; deze stenen werden gebruikt langs de buitenteen van de nieuw aangelegde dijk. In een later stadium werden de stenen van de glooiing van de binnendijk ook weg gehaald en gebruikt bij wegen aanleg. Als waterkering had deze dijk geen functie meer. Eind augustus kon dan voorzichtig al enige zandstroken worden betreden. Geen gemakkelijke taak voor het personeel van het bodemkundig instituut om een onder zoek te doen naar de bodemkundige gesteldheid van het terrein. In januari 1928 kon men al een over zicht geven van de bodemkundige toestand. Waar men niet op gerekend had, was de aard van de grond. Een groot gedeelte van de drooggevallen grond bleek vruchtbare jonge slik te zijn. En dat was niet gebleken bij eerder uitgevoerde onderwater boringen. Op 5 november 1927 werd begonnen met de bouw van ‘’de boerderij’’, het woonhuis, de schuur en het laboratorium. Gezien het tijdelijke karakter ervan uit hout opge trokken door aannemer Simon Scheer te Andijk. In Staatsblad 284 van 1928 werd vermeld dat de proefpolder in de Zuiderzee bij het grondgebied van de gemeente Andijk wordt gevoegd.
De voorzitter van B en W stelde voor, in verband met deze wet, hier aan de naam ‘’PROEFPOLDER’’ te geven. Aldus besloten.
De boerderij, het woonhuis, de schuur en het laboratorium in 1928
DE PROEFNEMINGEN
Veel grondboringen vonden plaats door de gehele polder en als vergelijk ook op een perceel land van Jan Prins op het ‘’oude land’’. De toe stand van de polder in het najaar van 1927 was van dien aard dat uitzaai van wintergraan op grote schaal niet mogelijk was. Ook in het voorjaar van 1928 was de grond dusdanig dat de geplande proeven nog in zeer kleine oppervlakten werd gedaan. Ook in de herfst van 1928 bleven het nog kleine percelen wintergewassen, verspreid over de polder. De uitvoering van het ontwateringsysteem werd intensief tot stand gebracht. De laag kruimelaarde was na de strenge winter van 1928/1929 al behoorlijk en het verloop van de zomergewassen was goed. De beworteling van zowel de bouwlandgewassen als het grasland was aanvankelijk ondiep en richtte zich naar de dikte van de kruimelige laag. Naarmate het droger werd, drongen de wortels dieper door. In de herfst ging men al over tot dieper ploegen dan tot nu toe was gedaan. Een goede ontwatering bleek ook zeer belangrijk. Het in cultuur brengen van de polder is zeer goed verlopen.
DE ONTZILTING
Na het droogvallen van de polder, konden op het terrein ten noorden van de maalsloot, waarop het onderzoek werd verricht, twee verschillende grondlagen worden onderscheiden: de bovenste bovengrond of slik genoemd van ong. 50 cm. dik en zwart gekleurd, met een buiten gewoon hoogwatergehalte en daar door slecht begaanbaar. De onderste laag, grijs van kleur van zand tot zware klei, met een lager watergehalte. Door het uitzakken en verdampen verloor het slik veel water. Dankzij de strenge winter en de droge zomer daarop volgend verloor het water daardoor een groot gedeelte van het zout gehalte. Het ‘’laag’’ houden van het polderpeil gaf ook een goed effect hieraan. Het eerste jaar vond de ontwatering vooral plaats via de reeds gegraven tochtsloot en de in een later stadium gegraven kavelsloten. In de loop van het jaar werden de greppels, diepe en ondiepe, gegraven voor de proefvelden en de buisdrainage aangelegd. Al met al een sterke daling van de concentratie van het keuken zout in de bovengrond. In de cultuur jaren 1929-1930 was de proefpolder, op enkele akkers na, geheel in cultuur genomen. Het vierde cultuurjaar, 1931, konden de akkerbouwgewassen, geteeld op goed ontwaterende grond, een vergelijking met die van de beste zeepolders glansrijk doorstaan. Wel was het zoutgehalte van het slootwater toen nog te hoog om het vee behoorlijk drinkwater te geven.
VEEL BEZOEK
Vanwege het belang van deze proef polder kwamen veel delegaties agrariërs poolshoogte nemen. Ook de koninklijke familie liet zich voor lichten over de gang van zaken. Op 6 augustus 1929 kwam koningin Wilhelmina, samen met haar doch ter Juliana op bezoek in de polder. De gewassen stonden er zeer goed voor. Het bezoek duurde ruim een uur en het halve dorp was uitgelopen. Hierna vertrokken zij naar Medemblik om de vorderingen van de Wieringer meer te bezien. Op 20 augustus 1929 bezocht ook de koningin-moeder Emma de proefpolder.
AFSLUITEN PROEFPOLDER, GEGEVENS NAAR DE WIERINGERMEER
Door het korte aantal jaren dat er lagtussen het droogvallen van de proef polder (1927) en de Wieringermeer (1930), konden niet alle vraagstukken in deze polder worden opgelost. De onderzoekswerkzaamheden van de poldercommissie werden afgesloten en daarom in de drooggevallen Wieringermeer voortgezet. Als centrum voor het landbouwkundig onderzoek in de Wieringermeer werd in 1931 in Medemblik aan de voet van de Wieringermeerdijk, een eigen laboratorium gesticht. Voortbouwend op de in de proefpolder verkregen resultaten, werden hier de grond slagen voor het in cultuur brengen van de jonge gronden verder uitgewerkt. Al met al werd dit onderzoek weer een ‘’proefpolder’’ voor verdere in polderingen. In 1935 werd de proef poldercommissie opgeheven. Haar ambtenaren met de ter beschikking gestelde wetenschappelijke outillage werden door de Wieringermeerdirectie overgenomen en als ‘’afdeling onder zoek’’ in haar organisatie onder gebracht, terwijl de leden van de proefpoldercommissie als adviseurs aan deze ’’afdeling onderzoek’’ verbonden bleven. De proefpolder, waar kostbare gegevens konden worden verzameld, heeft als zodanig afgedaan, reden waarom deze polder met ingang van 1 november 1935 werd verpacht.
Het bezoek van Koningin Wilhelmina en prinses Juliana op 6 augustus 1929
VERPACHTING LANDBOUWBESTEMMING EN NAAR TUINBOUWBESTEMMING
In 1928-1931 was Abraham Langereis de 1e bedrijfsleider voor het landbouw bedrijf met de vele proeven. In 1931 kreeg hij een boerderij van 48 ha aan de Medemblikkerweg in de Wieringer meer en verliet de proefpolder. Van 1931-1935 was Tamme Geertsema de 2e bedrijfsleider. Zijn zoon Piet Geertsema is jaren in dienst geweest van de Rijksdienst IJsselmeerpolders en was betrokken bij de opbouw van vele polders (Wieringermeer, Noord oostpolder, Walcheren, (onder water 1944), en de Flevopolder). Van 1935- 1953 is Alje Geertsema de eerste pachter geworden (geen bedrijfs leider); hij oefende een gewoon landbouwbedrijf uit. Enkele Andijker tulpentelers pachtten voor 1 jaar land van hem om tulpen te telen op het nieuwe land en met succes. In 1953 kreeg Geertsema de gelegenheid een bedrijf in de Noordoostpolder te pachten en hij vertrok van Andijk. Van 1953-1976 nam Theo Sijm de zuidkant van de maalsloot over als veehouder/tuinder. Op 1 november 1952 werden tuinders, die land in de Wieringermeer pachtten, in de gelegenheid gesteld nu in de proef polder te pachten, met name aan de noordkant van de maalsloot. Aanvankelijk had de domeinen een andere bestemming met de kavels in de Wieringermeer, maar later kwam deze erop terug. Er werd ook nog een advertentie in de Andijker geplaatst, voor deelname.
Vanaf de oosthoek en de noord kant van de vaart/maalsloot: 1. Cor Kooiman, 2. Thomas Blom Pzn., 3. Dirk Blom Pzn, 4. Piet Blom, 5. Jaap Vriend Wzn., 6. Gerrit Meyles, 7. Dirk Meyles, 8. Piet en Jaap Harlaar, 9. Gert Sijm Pzn., 10. Piet de Vries, 11. Piet van Diepen, 12. Adriaan en Joop Dekker en later ook Jan en Niek Sijm.
In 1974/75 beëindigden de tuinders hun pachtovereenkomst, mede ook door de verkaveling van de polder Het Grootslag, die toen plaatsvond.
Oogst in 1929. Zomertarwe (links) en zomergerst (rechts) op een greppelakker in de Proefpolder
VERDERE ONTWIKKELINGEN
In 1965 besloot de gemeente de proefpolder over te nemen van de Staat der Nederlanden voor de som van fl. 110.000.= (vrij van registratie recht). In 1969 komt er een ontwerp streekplan en de gemeente Andijk brengt de proefpolder in als recreatie terrein. In 1977 wordt de proefpolderrecreatieterrein. De Grontmij zorgt voor riolering, beplanting en wegen aanleg. Vakantiedorp Het Grootslag ontstaat in het midden en de oost kant van de polder. Op 28 juni 1979 volgt de officiële opening en in de loop der jaren ontwikkelt het zich tot een modern vakantiedorp. Na verloop van tijd is er een tweede park aan de noordkant van de polder gebouwd: villa-vakantiepark IJsselhof. Dit is de situatie zoals nu aanwezig.
BRONNEN
Hierbij waren de rapporten van de commissie van advies omtrent de land bouwtechnische aangelegenheden betreffende de proefpolder te Andijk van belang (archief Lelystad en Jos Kuin). Tevens de map met informatie en diverse waardevolle gegevens door Jos Kuin verzameld. De Vereniging Vrienden van Oud Andijk heeft, samen met Jos Kuin, in 2003 een kleine tentoonstelling over de proefpolder verzorgd in het Poldermuseum.