Opdat wij niet vergeten
auteur: Wouter en Hendrik Schoenmaker
bron: jaarboek 2022
Bron: RAF Heraldy Trust
Het is 1 december 2014, een winterdag in vredestijd. Ik zit in de woonkamer aan het bureau en neem wat papierwerk van mijn twee jaar eerder overleden ouders door. Kijk de papieren wat na maar ben ook gericht naar iets op zoek. Een vel papier waar een verhaal aan was toevertrouwd. Als kind hebben we geluisterd naar dit verhaal en zo’n vijftien jaar geleden heb ik aan mijn vader gevraagd of hij het op papier wilde zetten. Dat is toen gebeurd en het is daarna veilig opgeborgen. Nu was ik er naar op zoek. En…jawel, daar was het.
Mijn gedachten stopten even, net als de handeling die ik aan het uitvoeren was. Boven aan de brief stond de datum van de gebeurtenis: 1 december 1944. Het is nu 1 december 2014, exact zeventig jaar later komt het verhaal mij onder ogen. Ik zit daar even een moment over na te denken. Dezelfde dag, dus hetzelfde seizoen. Zelfde tijd tussen zonsopgang en zonsondergang. Zelfde licht, zelfde schaduwval en nog wat van die zaken. Ik zit er gelijk middenin. Maar het meest verbluffende vind ik nog de datum, precies zeventig jaar nadat het is gebeurd heb ik het verhaal in handen, onder ogen. Het is een verhaal, zoals je er meer van tegenkomt uit die tijd. Leven in een tijd waar je helemaal niet jezelf kon zijn. Waar je moest leven met tekorten, wantrouwen en onrecht. Opgejaagd zijn, gebonden en omgaan met respectloos gedrag.
Uit die tijd: 1944, komt dit verhaal. Het verhaal waar de naam van mijn vader onder geschreven is, alhoewel het niet een verhaal is wat op zichzelf staat. Er zijn vele Nederlanders die dergelijke situaties hebben meegemaakt. Het heeft parallellen met andere gebeurtenissen uit die tijd, de jaren 1940-1945. Maar eerst gaan we even naar 26 februari 1945, enkele maanden voor de bevrijding van Noord-Nederland. De zuidelijke provincies zijn al bevrijd. De Duitsers verliezen op alle fronten en nu de hongerwinter op zijn einde loopt, kijkt heel Nederland reikhalzend uit naar het licht aan de horizon, de Bevrijding.
In de lucht zijn de geallieerden oppermachtig, er is geen Duits luchtoverwicht meer. Geallieerde vliegtuigen doorkruisen het Nederlandse luchtruim. Zo ook op die genoemde 26ste februari. Een toestel van 541 Squadron, dat zijn basis heeft op het RAF-vliegveld Benson in Groot-Brittannië, is eerder die dag opgestegen met als opdracht om een fotosessie te maken boven Noord-Holland. Om ongeveer 14.40 uur vliegt het toestel over Andijk en legt de situatie in oorlogstijd op foto vast. Het tijdverschil met dit verhaal is amper drie maanden.
Het verhaal van mijn vader, Wouter Schoemaker:
“1 december 1944. Door het oog van de naald. Het is een koude gure winterdag in oorlogstijd en het loopt naar de avond die vroeg invalt. In de schaars verlichte ruimte van het zaadpakhuis van P. Vriend & Zoon aan de Horn wordt de laatste hand gelegd aan de te
verzenden zaden. Een vrachtauto van Gert Jan de Vos zal zo dadelijk komen en de zending vervoeren naar de haven van Medemblik, waar een schip klaarligt voor het vervoer over water naar Bodegraven. Het is een zending die bestemd is voor de Nederlandse tuinders, om in het voorjaar uit te zaaien. Het grootste deel bestaat uit bonen- en erwtenzaad.
We leven in een tijd waarin de bezetter alles rooft wat hem maar voor de voeten komt. En het is de bedoeling dat deze zaden uiteindelijk ten goede komen aan de Nederlandse bevolking. Maar de bezetter is ook hevig geïnteresseerd in voedsel. Een deel bestaat uit spinazie ‘scherpzaad’ wat geen direct voedsel is en scherpe punten heeft. In tegenstelling tot bonen- en erwtenzaad is dit niet geschikt voor directe consumptie.
Om de indruk te geven dat er alleen maar spinaziezaad wordt vervoerd zijn achter op de auto, en over de gehele lading heen, zakken van dit spinazie ‘scherpzaad’ gelegd zodat de erwten en bonen er onder verscholen zijn. Bij een eventuele controle van de bezetter blijven de andere zaden verborgen. Om een uur of vijf is de wagen geladen en gaan we op weg.
Bron: RAF Heraldy Trust
Het verhaal van mijn vader, Wouter Schoemaker:
“1 december 1944. Door het oog van de naald. Het is een koude gure winterdag in oorlogstijd en het loopt naar de avond die vroeg invalt. In de schaars verlichte ruimte van het zaadpakhuis van P. Vriend & Zoon aan de Horn wordt de laatste hand gelegd aan de te
verzenden zaden. Een vrachtauto van Gert Jan de Vos zal zo dadelijk komen en de zending vervoeren naar de haven van Medemblik, waar een schip klaarligt voor het vervoer over water naar Bodegraven. Het is een zending die bestemd is voor de Nederlandse tuinders, om in het voorjaar uit te zaaien. Het grootste deel bestaat uit bonen- en erwtenzaad.
We leven in een tijd waarin de bezetter alles rooft wat hem maar voor de voeten komt. En het is de bedoeling dat deze zaden uiteindelijk ten goede komen aan de Nederlandse bevolking. Maar de bezetter is ook hevig geïnteresseerd in voedsel. Een deel bestaat uit spinazie ‘scherpzaad’ wat geen direct voedsel is en scherpe punten heeft. In tegenstelling tot bonen- en erwtenzaad is dit niet geschikt voor directe consumptie.
Om de indruk te geven dat er alleen maar spinaziezaad wordt vervoerd zijn achter op de auto, en over de gehele lading heen, zakken van dit spinazie ‘scherpzaad’ gelegd zodat de erwten en bonen er onder verscholen zijn. Bij een eventuele controle van de bezetter blijven de andere zaden verborgen. Om een uur of vijf is de wagen geladen en gaan we op weg.
Het laden van zaad in een schip. Hier door Sluis & Groot in de haven van Enkhuizen. Foto: Beeldbank Saet en Cruyt / Museum Sow to Grow
Het is een auto met een gasgenerator. Deze generator wekt gas op door hout of kolen te verhitten, dit is noodzakelijk omdat er geen benzine te krijgen is. De rit gaat hortend en stotend. Bij zogenaamde kluchten (1) komt hij moeilijk op hoogte. En we zeggen
tegen elkaar “hij heeft het weer gered”. Het gaat goed en we komen de stad Medemblik binnen en koersen naar de haven en willen de sluis passeren.
Maar daar gloeit plotseling op het midden van de weg een rode lantaarn op. Het stopteken van de bezetter die hier bij de sluis een wachtpost heeft. We stoppen en het portier wordt opengemaakt door een soldaat. Hij vraagt naar de inhoud van de wagen, het doel van de
reis en naar de papieren. Op de vraag naar de inhoud van de wagen antwoordt De Vos: “Spinaziezaden”. Men wil dit toch controleren en een soldaat kruipt de laadbak in. Het scherpe spinaziezaad steekt door de zakken heen en hij voelt dat ook aan den lijve.
Inmiddels vragen andere soldaten naar onze papieren en naar ons persoonsbewijs. Prompt worden die getoond. De papieren worden meegenomen naar het wachtlokaal voor controle.
De soldaat komt terug en dan komt de vraag naar onze Ausweis, het bewijs van vrijstelling van tewerkstelling in Duitsland. Deze kon je aanvragen bij de bezetter, maar wanneer je dat deed werd je meteen geregistreerd en konden ze je elk moment oproepen voor werk in Duitsland. En dat papier heb ik niet. Ik ben in feite een ‘onderduiker’ (mijn vader Wouter is geboren in 1922. hs) en als ik word opgepakt, via een kamp alsnog naar Duitsland word gestuurd. Dus ik zit in de val. Ik kan dat papier niet tonen, maar zeg tegen de soldaat dat ik dat ding thuis heb liggen.
En aangezien ik weet hoe het eruitziet kan ik hem dat uitleggen. Maar na overleg met de commandant moet ik toch mee. Ik word gearresteerd en verdwijn in het gebouw, De Vos en Herman Ruiter verbouwereerd achterlatend. Zij kunnen met de lading verder rijden naar het schip dat even verderop ligt. Ik word meegenomen naar het wachtlokaal. In het vertrek worden de gordijnen door een soldaat gesloten en word ik gefouilleerd. Een aantekenboekje met namen van bonenlezers (2) wordt me afgenomen en verdwijnt naar een ander vertrek. Wat mijn geluk is, ik had vaak een foto bij me van de prinsesjes die in Canada verbleven, maar had die toen niet op zak. Na een poosje komt de commandant binnen met het zakboekje en vraagt me wat die namen betekenen. Ik kan hem dat uitleggen hoewel ik de Duitse taal niet machtig ben. En dan klinkt tot mijn stomme verwondering plotseling de barse stem van de begeleidende soldaat: “Raus!”.
Ik krijg mijn spulletjes weer terug. Wat er dan allemaal in me omgaat weet ik niet, maar het lijkt me het beste om het bevel zo snel mogelijk uit te voeren. Ik ervaar het als een wonder. Vrijgelaten worden terwijl je toch voor de bezetter geen geldige papieren bezit. En dit met gevangenschap voor ogen. Waarom ? Ik weet het niet. (Later heeft hij aan zijn broer verteld dat hij een schop kreeg van een nijdige soldaat toen hij werd vrijgelaten. hs)
En zo sta ik dan weer buiten. In het stikdonker, verlichting brandt er niet. In een totaal onbekende omgeving.
Ik ga lopen, en gelukkig in de goede richting. Dan kom ik bij de kade waar het schip is afgemeerd, waar ik met ongeloof en verbazing word aangestaard. Dit had men niet verwacht. Maar we zijn hier om het schip te laden. En we moeten voor 8 uur thuis zijn. Het laden gaat vanaf de auto, een zak op de nek en via de loopplank het schip in. En toen het tweede wonder. Terwijl ik met een zak op de nek de loopplank oploop breekt deze onder me in tweeën. Ik ben tussen wal en schip, maar weet toch met een reuzensprong op de wal te springen. Het laden verloopt verder vlot en we zijn die avond voor spertijd, 8 uur, weer thuis. Dan breekt wel de reactie uit, want het was ‘kantje boord’. Maar ik ben tot tweemaal toe wonderlijk bewaard”.
Wouter Schoemaker Hz.
(1:) klucht: oprit bij brug, dijk of dam
(2): destijds voornamelijk thuiswerk waarbij de bonen handmatig werden ontdaan van beschadigde exemplaren en vuil
Zoals gezegd staat dit verhaal niet op zichzelf. Het is niet gebonden aan tijd en plaats.
Mijn vader mocht die avond weer naar huis gaan, waar, zoals hij schrijft, de reactie uitbreekt. In het avondgebed zal vast en zeker de dankbaarheid zijn uitgesproken. Velen keerden niet terug naar huis. Ieder voor zich kan bedenken dat, mocht je in deze situatie terechtkomen, je onder enorme druk staat. Op dat moment komt de vrijheid, die toch al ingeperkt is, hevig in het gedrang. Wat moet er door hem heen gegaan zijn. Te denken valt aan woorden als: “Het is gebeurd, ze hebben me te pakken! Ik voorzie een transport naar Duitsland om daar te moeten werken”. De vrijheidswens is dan de enige wens waar je aan kunt denken. Zonder vrijheid wordt al het andere in de schaduw gesteld. Dat zal mijn vader zich op dat moment zeker hebben gerealiseerd. Zeventig jaar terug eindigde de bezetting. Vandaag, 4 mei, herdenken wij deze tijd en eren we hen die hun leven hebben gegeven voor onze vrijheid. We kijken straks over vandaag heen naar morgen waarop we ons 70ste bevrijdingsjaar mogen beleven en vieren. Herdenken en Vieren, opdat we niet vergeten.
Wouter Schoemaker (28.8.1922-29.12.2012) Opname rond 1965.
De in dit artikel geciteerde Wouter Schoemaker is de auteur van het boek ‘Moment voor monumenten’. Deze documentaire over de geschiedenis van monumenten en gedenkstenen voor plaatsgenoten die in de periode 1939-1950 hebben gestreden voor vrijheid en recht, is in 2002 uitgegeven door Stichting Oud Andijk.