De onderduikperiode van Henk de Raad
auteur: redactie
bron: Jaarboek 2020, Fransina de Kroon-Kwantes, Jaarboek Vrienden van Oud Andijk 2012, Vrije Westfriese Krant, Westfries Genootschap.
Onderduiker Henk de Raad
In 1942, middenin de Tweede Wereldoorlog, werden alle jongens aangespoord om dienst te nemen in ‘de onoverwinnelijke Duitse legers’. lets later werd het zelfs verplicht om je te laten keuren voor arbeidsdienst of soldaat. Vele jongens voelden daar niet voor en weigerden. Op hen werd gejaagd, ze moesten onderduiken en onder een schuilnaam met een vals persoonsbewijs het leven door- brengen. In Andijk werd, ongeacht kerkelijke of politieke achtergrond, van uiterst oost tot uiterst west, in de periode 1942-1945 aan totaal 350 ‘duikers’ onderdak geboden. Niet alleen de onderduikers, maar ook de gastgezinnen liepen bij die opvang groot gevaar.
Hier volgt het verslag van Jan Gorter, Knokkel (toen) 10, opgetekend in 1945,
“In de zomer van 1943 kwam Henk de Raad op Knokkel 10 terecht nadat hij eerst een paar weken op verschillende adressen had doorgebracht. Bij huis en aan de weg was het gevaar het grootst en daarom gingen de jongens voor de veiligheid mee naar het land. Ze hadden dan tevens bezigheid en het voorkwam verveling.
Het was voor Henk wel erg aanpassen, want het landwerk was geheel vreemd. Gelukkig hoefde er niet op prestaties te worden gelet want ik had een eenmansbedrijfje en alles wat Henk deed had ik minder te doen. Het duurde niet lang of Henk doen. Het duurde niet lang of Henk kreeg er vaardigheid in en, wat nog belangrijker was, af en toe had hij er zelfs plezier in en als de onderduikers op de buurt op de buurt ’s avonds bij elkaar kwamen kon Henk ook meepraten over het werk op het land.
Andijk was een rustig plaatsje en de mensen waren er zich over het algemeen niet van bewust welke risico’s ze liepen door onderduikers te herbergen. In de herfst van 1943 is deze rust een paar keer verstoord door razzia’s. De eerste keer kwamen de Duitsers ’s nachts. Er was echter van te voren gewaarschuwd dat ze hem vermoedelijk zouden komen, zodat Henk uit voorzorg in de schuur sliep. De afspraak was dat, als ze kwamen en het huis eventueel hadden doorzocht, ik de verkeerde sleutel voor de schuur zou pakken. Het lawaai dat ik zou maken zou Henk dan wekken waarop deze dan met de schuit kon vluchten. Het huis is inderdaad doorzocht, maar de schuur vonden ze niet nodig en dat was maar goed ook want Henk zou waarschijnlijk toch niet wakker zijn geworden van het lawaai.
Niet lang na de eerste keer kwamen ze ’s morgens om vijf uur. We waren toen niet gewaarschuwd, maar het verliep bij ons heel rustig. Een paar honderd meter van ons huis stonden de overvalwagens, maar de soldaten deden bij ons nog niets omdat ze op een andere plek bezig waren. We besloten om toch maar naar het land te gaan in de veronderstelling dat het daar veiliger was. De radio in de voorsteven en Henk er bij. De bakken en de rooischoppen in de schuit en vervolgens naar het land om de iris- sen te rooien. We waren nog geen honderd meter van huis of we zagen vier jongens met de handen in de nek voor de soldaten uit lopen. Henk herkende ze direct als z’n kameraden. Hij kreeg er zo’n schrik van dat hij zei ‘Straks hebben ze mij ook te pakken. Ik zei: ‘Zo lang ze nog zo ver zijn hebben wij helemaal geen last’. Nu was dat zo ver nog geen tweehonderd meter!
Maar laat ik eerst even een kaartje tekenen, dat geeft de situatie duidelijker weer dan woorden:
Nr. 1: is ons huis op Knokkel 10 (nu 18)
Nr. 2: de kameraden van Henk, met de handen in de nek.
Nr. 3: de eerste boerderij op driehonderd meter van huis.
Nr. 4: de tweede boerderij weer drie- honderd meter verder.
De tweede schrik kwam er direct overheen: we zagen voor ons een schuitje bij boerderij nr. 3 waar een tuinder door een soldaat werd gecontroleerd. Bij Nr. 5 stapte Henk uit de schuit en liep naar de veldersboet (veldschuurtje) Nr. 6. Bij Nr. 3, waar ik langs voer, werd ook mijn persoonsbewijs gecontroleerd.
Gelukkig zagen ze de radio over ’t hoofd zodat ik verder kon varen. ’t hoofd zodat ik verder kon varen. Tegen Henk had ik gezegd dat hij bij het veldersboetje wat gereedschap moest pakken, net moest doen of hij aan ’t werk was en daarmee naar Nr. 7 moest lopen. Maar Henk vond het op Nr. 6 wel zo veilig. Dus ik daarheen om hem op te halen en daar moest wel even over worden gepraat, want de schrik zat Henk goed in de benen. Uiteindelijk wist ik hem ervan te overtuigen dat het daar toch ook niet veilig was. Wij dus weer naar Nr. 7 en daar weer in de schuit. Maar toen we boerderij Nr. 4 naderden hoorden we daar de Duitsers op het erf praten.
(Velders)boetje: de voorganger van de bedrijfskantine (schilderij van Peter Keeman)
Gelukkig was er aan de slootkant een dichte haag zodat we niet gezien werden. We gingen door een klein slootje rechtsaf naar mijn eigen land waar een paar akkers tarwe stonden. En ik zei tegen Henk dat, wanneer hij daar zou zijn, geen Mof hem meer zou vinden. Om daar te kunnen komen liepen we echter ook weer tussen de Duitsers door, gelukkig op veilige afstand.
Henk belandde zo met brood, thermosfles en radio in de tarwebaan en ’s middags, toen de kust weer veilig was, heb ik Henk weer opgehaald. Die lag na alle emoties heerlijk in de vrije natuur te slapen.
Beide voorvallen zijn wel de spannendste momenten geweest die we hebben meegemaakt. En we hadden er wel van geleerd dat er een veiliger schuilplaats moest komen. Daar is dan ook vlug werk van gemaakt. Het schuurtje had een houten vloer, daar werd een luikje in gezaagd en de aarde daaronder, voor zover nodig, verwijderd. Er ging een laag tarwestro in. Gelukkig was het daaronder goed droog zodat het voor de gezondheid geen kwaad kon. Het sliep er zelfs zo goed dat ik ’s morgens soms twee, drie keer moest roepen voordat Henk afscheid kon nemen van z’n nachtverblijf.
Als er alarm was sliep Henk in z’n duikershol. Anders bij ons in huis en zo is Henk de Raad tot aan het einde van de oorlog veilig op Andijk geweest”.
In het ‘Beknopt overzicht van de geschiedenis der landelijke organisatie tot hulp aan onderduikers (L.O.) afd. Andijk’, wordt het plaatsen van onderduikers bij de burgers van Andijk het allermoeilijkste en meest ondankbare werk genoemd. Op Andijk-Oost was Frans Kwantes met dit werk belast.’Wat al bezwaren heeft hij moeten wegpraten en wat een klachten heeft hij moeten aan- een klachten heeft hij moeten aanhoren en behandelen. Honderden horen en behandelen. Honderden ondergedokenen zijn bij hem aan huis geweest, bleven er een dag gehuisvest en soms slapen en werden de volgende dag op de plaats van bestemming gebracht. Onnoemelijk veel malen is in zijn kantoor vergadering gehouden en ontelbare malen hebben we van zijn telefoon gebruik gemaakt’. Aldus de vermelding in het ‘Beknopt overzicht’.
Andijk zat half vol met onderduikers’ ZO vertellen oud-verzetsstrijders D.G. van Beek en G. de Vries in de Vrije Westfriese Krant van 22 april 1981. Beide Andijkers waren lid van de CPH, de Communistische Partij Holland. De oorlogstijd brak aan. West-Friesland werd bezet gebied. Hoe gebeten de nazi’s op het communisme waren bleek na de Duitse inval in 1940.
In de gemeente Andijk moest de communist D.G. van Beek als enige direct uit de gemeenteraad. Er bleef voor de CPH Andijk niets anders over dan het werk voort te zetten in de illegaliteit. Zij brachten de eerste onderduikers in het dorp onder. Het begon met de oud-Spanje- strijders (Nederlanders, die zich in 1936 aan de zijde van het wettige bewind van de Spaase Republiek schaarden en gevochten hadden hadden tegen de fascistische opstandeling Franco). Later kwam daar van alles en nog wat bij. Er werd ook niets gevraagd, een onderduiker was een onderduiker.
Er ontstond al snel een samenwerking met de ‘gereformeerden’. Een verzetsgroep van 30-40 mensen zorgde voor onderduikadressen, distributiebonnen, illegale kranten en voedsel voor onderduikers. Gerrit de Vries werkte over de plaatsing van onderduikers nauw samen met Frans Kwantes. De oude tegenstelling tussen communisten en sympathisanten van de ARP (Anti-Revolutionaire Partij, vnl. bestaand uit gereformeerden), speelde op dat moment geen rol meer. Het gezamenlijk belang, daar ging het om. Na enkele jaren had de helft van het dorp onderduikers in huis en liep daarmee een niet te onderschatten risico. Er zijn genoeg gevallen bekend dat huisvaders, die jonge mensen verborgen die zich alleen maar onttrokken aan de gedwongen tewerkstelling voor de Duitse oorlogsindustrie, werden opgepakt en afgevoerd naar Duitsland en nooit meer terugkeerden.
Gerrit de Vries (1903-1992)
Gerrit de Vries heeft veel voor de gemeenschap gedaan, meer dan alleen in de oorlog en als lid van de gemeenteraad. Hij probeerde zoveel mogelijk de kleine tuinders te helpen en advies te geven. Sport was ook een deel van zijn leven, zo was hij eerste trainer bij AVV 1928, voorzitter van Turnlust en zwemvereniging De Stroom. De Vries was altijd in de weer voor behoud en restauratie van de Buurtjeskerk en medeoprichter van de ‘Vereniging Vrienden van Oud Andijk’. Terecht draagt een straat in Andijk zijn naam.
Ook binnen katholieke deel van Andijk zijn activiteiten ontplooid in het verzet en bij het plaatsen van onderduikers. Omdat hun acties werden ‘aangestuurd’ door de afd. Wervershoof is hierover weinig is informatie bekend. Nadere ingewonnen maar kwam helaas te laat voor publicatie.
Een ‘verzetje’ was het bezoeken van de catechisatie (godsdienstonderwijs). Tijdens de oorlog konden ook jonge onderduikers hieraan deelnemen. Minder opzichtig uiteraard want het mocht niet opvallen. Het kantoor van Frans Kwantes in het pand (thans) Horn 13 werd hiervoor gebruikt. In datzelfde kantoor werd ook schietles aan de onderduikers gegeven. En dat het er wel ’s heftig aan toe ging blijkt uit het feit dat iemand eens dwars door z’n eigen schoen schoot. Een extra les was dus niet overbodig.
Honderden onderduikers zijn bij Kwantes aan huis geweest, bleven er een dag gehuisvest en soms slapen en werden de volgende dag op de plaats van bestemming gebracht. In de kelder onder het huis verscholen onderduikers uit de buurt zich wanneer er gevaar dreigde. Slechts ‘gewapend’ met een emmertje voor de ontlasting.
Frans Kwantes (1904-1976)