Een nostalgisch bezoekje aan Andijk

auteur: Jaap Ellerbroek
bron: jaarboek 2023

Foto: Jacco Mantel. Rechts op de foto voor het pand in de Bakkershoek (met de fraai bewerkte dakkapel) staat opa Jb. Ellerbroek. In het kader van de dijkverzwaring is de boerderij verplaatst naar de Bakkerstraat.

Als geboren en getogen Amsterdammer loopt mijn verbinding met Andijk via mijn ouders Jan Ellerbroek (1894-1964) en Trijntje de Vries (1907-1980) die daar beiden zijn geboren en hun jeugd hebben doorgebracht.

Zelf heb ik een korte maar bijzondere periode ook min of meer in Andijk “gewoond”. Dat was als 6-jarige (ik ben van 1938) in oktober 1944. Zoals bekend was Zuid-Nederland bevrijd, maar waren de Duitsers nog de baas boven de Rijn. Kennelijk voorzagen mijn ouders een akelige winter en zo hebben ze mij en mijn zus bij de gastvrije familie in Andijk geparkeerd. Mijn oudste broer bleef in Amsterdam.

Zus Reina (1933-2021) logeerde bij haar oom Piet Buishand -de eigenaar van de garage aan de Molenweg- en ik bij mijn grootouders Sietse de Vries (1877-1952) en Klaasje de Vries-Buishand (1881-1980) in de Bakkerstraat 11. Mijn zus heeft daar een onbezorgde tijd tot aan de bevrijding doorgebracht, ik werd al na een aantal weken teruggehaald naar Amsterdam. Heimwee? Niet dat ik me herinner, maar misschien was er wel wat heimwee in Amsterdam.

In de jaren daarna waren er logeerpartijtjes maar zoals dat gaat, langzamerhand werden de bezoeken wat minder in aantal. Toch bleef Andijk voor mij een speciale plek en kennelijk heb ik dat warme gevoel onbewust overgedragen aan mijn drie kinderen. Want tot mijn verrassing stelden zij het afgelopen jaar voor om een “bezoek-met-rondleiding” te ondernemen. Het waren inmiddels alle drie vijftigers en kennelijk hebben zij ook de leeftijd bereikt waarop de terugblik naar “vroeger” bij iedereen wat sterker wordt. Ik vond het een dierbaar plan, nam de voorbereiding ter hand en het werd een geweldige dag!

Ik was jaren geleden via wijlen mijn neef Siet de Vries (1930-2012), zoon van de naamgever van de ‘Gerrit de Vriesweg’, bekend geraakt met het Museum en dus met Jos Kuin. Hij bracht me ook in contact met Dirk Spijker, eveneens een groot kenner van de geschiedenis van Andijk. Jos ontving ons in het Dijkmagazijn en had heel wat huiswerk gedaan, net als Dirk later op de dag. Foto’s, jaarboeken en daarnaast natuurlijk de bezichtiging van de nog beschikbare museumstukken. De drie nazaten kwamen aldus snel in de stemming!

Na een smakelijk broodje in Sels (v/h het Ankertje), werden we gastvrij ontvangen door de huidige bewoners van Bakkerstraat 11, de voormalige boerderij van mijn grootouders De Vries. Het toeval wilde dat de grootmoeder van de gastvrouw een achternicht van mijn vader bleek te zijn. “Toeval bestaat niet“, zegt mijn lieve echtgenote dan altijd.

Het huis was in de loop van de tijd stevig verbouwd maar toch nog zeer herkenbaar.

Mijn slaapplaats, de bedstee, was weliswaar nu een provisiekast en het tulpenbollenveld van mijn Opa veranderd in een weiland. Maar het schuitenhok was nog aanwezig en herinnerde mij aan de boottochtjes met Opa op eendenjacht, varend met de kloet, langs de zeer verspreide perceeltjes van zijn bedrijf. Die perceeltjes zijn later mede door de inspanning van zijn zoon, de eerder genoemde Gerrit de Vries (1903-1992), in de grote herverkaveling gebundeld.

Tenslotte hadden we een afspraak met Dirk Spijker aan de Dijkweg, wiens imposante boerderij vlakbij de plek van de voormalige woning van mijn grootouders Ellerbroek staat.

Voormalig, want wat ik me tot nu toe niet ten volle had gerealiseerd was de geweldige impact van de storm in 1916, die op een haar na Andijk bijna geheel had verwoest. Als gevolg werd destijds in de vorm van een Deltaplan besloten tot een dijkverbreding en aldus sneuvelde het huis van mijn grootouders Jacob Ellerbroek (1866-1915) en Reinoutje Vriend (1867-1922).
Er loopt in onze  stamboom een “Jacob-Jan”-lijn vanaf Jan Oeden (1724) tot en met mijn zoon Jan Pieter. Ik ben de 4e Jacob en mijn zoon de 5e Jan. Grootvader Jacob was aannemer, zijn echtgenote dreef een winkel die doet denken aan een soort Blokker anno 1900.

Ook Dirk had zich geweldig op ons bezoek voorbereid. Naast gedetailleerde gegevens over de omgeving toonde hij ons ook documentatie over de kolfsport in Andijk. Na mijn thuiskomst ontdekte ik dat hijzelf als speler ooit min of meer de Johan Cruyff van het dorp was geweest, maar mijn Opa Sietse en Oom Gerrit waren ook trouwe en kundige leden. Samen staan ze prominent afgebeeld in het schitterende jubileumboek 1943-2021 van de kolf-sociëteit “Onder Ons”, samengesteld door Dirk.

In het kader van de sport in Andijk dacht ik ook onwillekeurig terug aan de jongste broer van mijn moeder, Jaap de Vries (1921-1950). Hij was een begenadigd voetballer, eerst als junior in Andijk, maar tijdens zijn verblijf in Amsterdam als student medicijnen werd hij “gescout” door Blauw Wit, destijds naast Ajax een roemruchte Amsterdamse club. Trots als een (piepjonge) pauw zat ik een paar keer met een vrijkaartje op de eretribune van het Olympisch Stadion en vestigde de aandacht van mijn buren op de prestaties van mijn idool-oom. In 1949 werd hij als dienstplichtig arts in het leger opgenomen en naar de oorlog in het toenmalige Indië gestuurd. Hij is daar bij een verkeersongeluk omgekomen, een vreselijke klap voor de familie, in het bijzonder voor zijn jonge gezin, echtgenote Jannie Pool (ook Andijkse) en twee dochtertjes.

Zo kwam er een einde aan ons hartverwarmende familietochtje, niet dan nadat we de drie fotoboeken “Oud Andijk in Beeld” in Grootebroek hadden opgehaald, die een van mijn dochters die dag op advies van Jos Kuin online op Marktplaats op de kop had getikt en als presentje aan haar vader had gegeven. In de auto zei ze: ”Wat zijn die Andijkers aardige mensen!” “Dat wist je toch wel?”, was mijn onderkoelde, doch stiekem trotse reactie.
Zijn dat dus toch de Westfriese genen in mijn bloed?