Leen Immerzeel – Bankwerker in Andijk en Litouwen
auteur: Bert Immerzeel
bron: jaarboek 2023
Foto: Bert Immerzeel.
Leen Immerzeel 1907-1985
Machinefabriek Minne van Heezen zou niet zo succesvol zijn geweest zonder de inzet van zijn vaste krachten. Een van die krachten, Leen Immerzeel, hield zijn kinderen voor: als je geboren bent voor een dubbeltje, word je nooit een kwartje. Zijn vrouw was het niet met hem eens.
Waarschijnlijk was ik een jaar of 10 toen ik me voor het eerst afvroeg wat voor beroep mijn vader nu eigenlijk had. Meester Davids van de Westerschool had alle kinderen van de klas gevraagd wat hun vader deed. ‘Bouwer’ was toch wel het meest voorkomende antwoord, maar je hoorde ook antwoorden als ‘winkelier’ en ‘vrachtwagenrijder’. Toen het mijn beurt was aarzelde ik. ‘Bankwerker’ had ik wel eens gehoord, maar dat zou niemand snappen. Misschien snapte ik het zélf ook wel niet. Een bankwerker is toch iemand die op een bank werkt? En dat deed mijn vader niet, hij werkte bij Van Heezen! ‘Lasser’, zei ik toen maar en gelukkig hoefde ik het niet uit te leggen.
Nu ik er zo veel jaren later op terugkijk, denk ik dat ‘metaalarbeider’ nog het duidelijkst zou zijn, want een metaalarbeider, dat wás Leen Immerzeel, in de meest ruime zin van het woord. Op een dorp als Andijk betekende dat vooral meedenken met de ‘bouwers’, en al hun wensen omzetten in werkbare apparaten en machines. Hij deed dit bij de smederij/machinefabriek Minne van Heezen, vanaf zijn 20ste in 1927 tot aan zijn pensionering, van `s ochtends acht tot ´s avonds zeven. Voor een hongerloon. Dit laatste zeg ik er nadrukkelijk bij, want dit raakte onze familie. Nu was natuurlijk bijna iedereen arm op het dorp, gevoelsmatig is het nog iets anders als je voor iemand anders werkt, en zeker als die ander Minne van Heezen was. Minne had, om het zo maar uit te drukken, een lastig karakter, en was nogal op de centen. Af en toe gaf hij cadeaus, maar dat was meer om loyaliteit te kopen dan om iets anders. De lonen bleven laag, de uren lang.
Mijn vader liet het begaan. Dat hij SDAP stemde was aan hem niet te merken. Waarschijnlijk was dat meer een soort van noblesse oblige dan politieke overtuiging. Misschien ook wel een overlevingsstrategie: we woonden immers aan het begin van Kleingouw tussen ARP-stemmende buren, en de meeste van mijn vaders klanten zouden een rebellerende metaalarbeider niet hebben begrepen. Verder niet onbelangrijk: hij hield van zijn werk.
Mijn moeder stak anders in haar vel. Als huisvrouw had zij minder te verliezen, en haar contacten lagen meer ‘op West’. Hoeveel keer zou zij mijn vader niet hebben toegeworpen dat hij op zijn strepen moest gaan staan? Het verhaal gaat dat zij een keer zélf naar Minne is gegaan, en huilend terug is gekomen.
Litouwen
Ik kan me mijn pa herinneren als we ‘s zondags met de auto mijn opa en oma van moederskant in Mijdrecht gingen bezoeken. In de buurt van Wervershoof deelde mijn moeder een dropje aan ons uit. Bij Hoorn was m’n dropje al op en begon ik, als jongetje van 10, om een nieuw dropje te jengelen. Pa gaf geen sjoege. Een uur of anderhalf later, als ze in Mijdrecht aan de eerste koffie zaten, legde hij het restant van een dropje op de rand van zijn schoteltje. Voor later. Misschien zag hij het zelf als een noodzakelijke zuinigheid, ik vond het maar armoedig. Het typeerde hem wel. Ik neem aan dat hij niet alleen lang kon teren op een dropje, maar ook op zijn goeie herinneringen. En daar horen zeker zijn reizen voor Minne van Heezen bij.
Hij is twee keer voor Minne naar het buitenland gegaan. In 1936 naar Litouwen en in 1949 naar Frankrijk. Vooral die reis naar Litouwen zou hem nog lang heugen.
Op 23 mei 1936 meldde het christelijk sociaal dagblad De Amsterdammer: ‘Naar wij vernemen ontving de machinefabriek Van Heezen te Andijk (N.-H.) opdracht tot levering van een complete fabrieksinrichting voor het drogen, reinigen, transporteeren en wegen van zaad uit Kaunas in Littauwen. Deze bestelling geschiedde door de Centrale Boerenorganisatie aldaar en is voornamelijk een gevolg van het feit dat een ruim tien jaar geleden door dezelfde fabriek in Polen geplaatste fabrieksinrichting nog steeds tot voldoening werkt.’ Een mooie bestelling, het moet worden gezegd. De opdracht werd aanvaard, het contract door Minne getekend. Maar nu, hoe een en ander uit te voeren?
Foto: Hessel de Greeuw. Het personeel van Van Heezen, ca. 1935. Leen Immerzeel in het midden, met lasbril op zijn voorhoofd.
Foto: Bert Immerzeel.
Leen Immerzeel in Kaunas-Litouwen in 1936
In oktober van dat jaar schreef de ‘Nieuwe Hoornsche Courant’ dat Leen Immerzeel en zijn Enkhuizense college Van Maurik* opdracht was gegeven de installatie te plaatsen: ‘De heeren zullen hiertoe volgende week vertrekken. Het werk zal ongeveer zes weken vorderen.’ Hier passen enige vragen. Mijn vader? Naar Litouwen? Ik heb het hem nooit kunnen vragen, maar hoezo? Hij sprak geen enkele taal behalve die van hemzelf, dus die ‘Van Maurik’ zal misschien een beetje Duits hebben gesproken? Wat ik wel weet, is dat mijn vader heel makkelijk communiceerde met vreemden, ook als hij hun taal niet sprak. Het lijkt erop dat hij was aangewezen als de technische man, en Mourik mogelijk als tolk of instructeur voor de Litouwers.
Van hun reis is een tiental fotootjes bewaard gebleven, toeristische kiekjes van een besneeuwde stad. Was Mourik de fotograaf? Op de enige foto waarop mijn pa staat afgebeeld, zien we hem, keurig gekleed, met pijp, voor een monument. In december 1936 schreef hij mijn moeder, achter op een ansicht van Kaunas, de toenmalige hoofdstad van Litouwen: “Lieve, Je zal wel ongerust wezen omdat ik er nog steeds (niet) ben, maar het zit zo. Vrijdag zouden we weggaan maar toen wilden die heeren hier hebben dat we hen op streek helpen gezien alles hier.(…) Toen zouden we maandagavond weggaan, maar nu zijn de papieren nog niet op orde, en nu moeten we wachten tot woensdag. Morgen hebben ze hier een feestdag dan wordt er niet gewerkt. Dus donderdag 8 uur ben ik in Amsterdam en geen minuut later hoor. Kom je? Leen”.
Ik vraag me nu af met welke ogen de mannen naar Litouwen hebben gekeken. Het land, ooit een grootmacht, was de afgelopen eeuwen steeds speelbal geweest tussen Polen en Russen. Onafhankelijkheid kende het pas sinds 1920, korte tijd onder leiding van sociaal democraten, maar sinds 1927 in handen van extreem rechts. Een situatie vergelijkbaar met die in Duitsland na de Weimar Republiek. De naderende oorlog was al voelbaar. Wat dachten de arbeiders Immerzeel en Mourik van Litouwen? Toen ik hem dit alles kon vragen was ik te jong. Nu is hij er niet meer. Ik kan dan ook slechts gissen naar zijn gedachten. Hij zal echter kort na de oorlog blij zijn geweest met de Algemene Ouderdomswet (AOW) van Willem Drees. Toen hij in 1972 met pensioen ging kreeg hij per maand méér van Vadertje Staat dan van zijn werkgever.
* De naam ‘van Maurik’ is in het artikel aangepast in: Mourik, eigenaar van Machinefabriek Selecta (zaadreiniging e.d.) in Enkhuizen, tegenwoordig Petkus Selecta in Hem (red.)
Foto: Bert Immerzeel.
Personeel van Machinefabriek Van Heezen rond het aambeeld met in het midden Minne van Heezen.
Het aambeeld op de foto
Gyula Kiss heeft in z’n jonge jaren enige tijd bij Minne van Heezen gewerkt. Toen hij bij Minne in de smederij aangenomen werd daagde z’n nieuwe baas hem uit: ‘Leit jij maar d’rs zien hoe sterk of je benne, Jôje. Til ‘t aambeêld maar d’rs op’. Jonge Gyula gaat ‘r ‘s voor staan, steekt z’n armen onder de uiteinden door, tilt ‘m op en zet ‘m weer op z’n plek. Maar, d’r is baas boven baas. Ene Jan Prins, die ‘r al wat langer werkt, tilt ook het aambeeld op, blijft er mee staan en vraagt aan Minne: ’Weer wul je ‘m hewwe’.
Kees Koopman
Jan Mourik
Van zijn opa’s reis naar Litouwen, die deze samen met Leen Immerzeel ondernam, is weinig meer bekend volgens kleinzoon Ron Mourik. Wel dat het een hele onderneming was voor die tijd en dat aan opa, op doorreis in Duitsland, werd gevraagd: “Haben Sie schon von der grosse Herr Hitler gehört”? Jan Mourik ging destijds iedere dag op de fiets, 10 km heen en 10 km terug, voor z’n werk naar Andijk. Over de dijk, maar een fietspad, zoals nu, lag er niet. In weer en wind, te laat op je werk komen was geen optie! En wanneer er sneeuw lag is hij zelfs dwars door de polder gelopen, de telefoonpalen volgend naar Andijk. En weer terug en dat zes dagen per week.