1757: Kerk- en School Reglement van Andijk
auteur: door Mel Veer overgeschreven 1940
bron: jaarboek 1985
Wij ontvingen van Mel Veer, oud-Andijker, gegevens, die wij onderstaand hebben overgenomen omdat wij veronderstellen dat er onder de lezers zijn die er zich voor interesseren: Door Mel Veer overgeschreven 1940.
1757: Kerk- en School Reglement van Andijk, waarna sig de Schoolmeester en Voorsanger te Andijk sal hebben te reguleren.
Art. 1. Zal de schoolmeester gehouden sijn te beginnen den 1 September en Eyndigen den 15 Julij – des morgens van agt tot elf, en des middags van 12 tot 3 uuren – de vijf eerste gehele dagen der weeke, zullende des Zaterdags in ’t geheel geen school worden gehouwen tenzij enig versuijm in de voorgaande dage des Zaterdags most vergoed worden om vijf dagen vol te maken.
Art.2. Zal de schoolmeester goede toe sigt nemen op de schooliere. Om niet op het Kerkhof, voor de Kerk, of besuijden des Predikants huijs enig geraas te maken, met smijten, dobbelen, speelen, werpen volgens de Keuze – bijzonder op den Sondag.
Art.3. Zal de schoolmeester, als het school uijtgaat, de Kinderen gebieden vreedsaam en stil na huijs te gaan en ider van jaaren ordentelijk te groeten.
Art. 4. De schooldienst zal altijd met den Gebeden beginnen. En met danksegging eijndigen of besloten worden, waartoe de Schoolmeester alle de schoolieren te gelijk in ’t school zal doen blijven – en toesien dat sulks met aandagt en eerbied geschiede, teijn eijnde Van Jongs af Godtsdientige indrukken – in de tedere gemoederen – der jeugd verwekt worden en ten dien eijnde zal de schoolmeester zig ook altijd in ’t school laten vinden om de schoolieren met een godvruchtig exempel voor te ligten.
Art. 5. zal de schoolmeester de schoolieren leeren het geloof – de 10 geboden, ’t gebed des Heeren en andere Gebeden In den Catechismus begrepen.
Art. 6. zal de schoolmeester alle sijne scholieren na gelegenheijd van hare jaren en begrip, twee dagen in de week oefenen, niet alleen in ’t van buijten leeren des Catechismus en het kort begrip derzelve, maar ook in ’t verstand der beginselen des Catechismus Onderwijsen, en zal haar ten minsten vragen laten opseggen, eens ter weeke zooveel zij kunnen.
Art. 7. zal de schoolmeester in het school gene andere boeken gebruijken en leeren, als van de gereformeerde Religie.
Art. 8. zal de schoolmeester der schoolieren oefenen in het zingen der Psalmen, en ten dien eijnde alle dagen den schooldienst op ieder reijse met Psalmgesang besluijten.
Art. 9. ’t Zal den Predikant altoos vrij staan, het School, terwijl het gehouden word, te besoeken – ook kennis te nemen van ’t werk en den voortgang der schoolieren en den schoolmeester tot zijn werk omtrent dezelve op te wekken.
Art. 10. Ieder kind ter schole gaande, zal moeten betalen in de maand van leeren spelden en lesen twee stuijvers, van schrijven drie stuijvers, van cijferen zes stuijvers. En als drie kinderen uijt een huijs komen, zal de derde vrij wesen, van maandgeld te betalen, na ouder gewoonte, gelijk ook de schoolmeester voor niet, zal onderwijsen in ’t school de kindren die van de gereformeerde armevoogden en diakenen onderhouden worden.
Art.11. de schoolmeester zal als er genoegsame leerlingen zijn ook verpligt wezen een avondschool te houden des winters van half zeven tot half negen toe, mits dat de dissipelen het ligt en het vuur, als sij ’t begeren, besorgen, en aan de schoolmeester van ieder in de maand betaalt worden, agt stuijvers voor schrijven, cijveren, zingen na Elks verkiesing, en dat vijf avonden in de week.
Art. 12. zal de schoolmeester een iegelij goed aanwijs doen die een graf wil openen, volgens het register daarvan zijnde, mits dat de opnemers zullen betalen volgens de Ordonantie.
Art. 13. zal de schoolmeester de Graven moeten toezeggen voor de predikatie, en daarvoor genieten zes stuijvers.
Art. 14. zal de schoolmeester de Kerk vegen, of doen vegen en daar mede niet langer wagten als een maand, gelijk ook dan Predikstoel van binnen en buijten, nevens de banken en als de doode werd begraven of andersins, de kinderen van stoelen en banken afhouden en alle graven die invallen gedurig vereffenen.
Art. 15. zal de schoolmeester het pad voor de deure der kerke en aan de zuijdzijde tot aan des Predikants huijs toe gedurig schoon houden, van gras, schapestrond, en ander vuijligheden, gelijk ook het kerkhof van stekelen en ander onkruijd zuijver houden of doen houden.
Art. 16. zal de schoolmeester des Zondags en op andere dagen als er gepredikt word en, als bededagen, om het gebrek van het klokluijden, waarvan hij geheel bevrijd is, enigsints te vergoeden, den Predikant, die daar bij het meeste belang heeft, op dat die bij verschil van huijs klokken en hare winden als andersints, niet in het onsekere sij of in sijn te doene dienst niet verrast of geturbeert worde, des morgens ten 9 uure, en des middags ten 1 uur presies aan sijn huijs het uur komen waarschouwen, en vragen of hij den Godsdienst met lesen sal beginnen, en indien de Predikant bij het eene of andere voorval eenige weijnige van hem bepaalde tijd wilde gewagt hebben, zal sig de schoolmeester daarna stiptelijk hebben te reguleren zonder in desen allen, ooijt of ooijt enigsins nalatig te worden, ’t welk ook plaats zal hebben, bij openbare avont caechisatien, die op een bepaald uur met psalmgesang begonnen worden.
Art. 17. zal de schoolmeester op order van den present de Kerkeraadspersonen, als die deselve nodig heeft, moeten bijeen roepen, en deselve als ook den geheelen Kerkeraad in Kerkelijke zake ten dienste staan, gelijk ook voor den Predikant; aan de gemeente moeten bekent maken, als er bij opkomende gevallen op den prediktijd, geheel of ten deele niet sal gepredikt worden in de scheerwinkels, aan ’t Oost en West.
Art. 18. de schoolmeester zal op elken prediktijd gehouden sijn voor en na te singen in de kerke, en voor het psalmsingen een of twee capittels uijt den Bijbel voor de gemeente tot stigtinge te lesen, en ook op Sondag voor de middag de 10 geboden, en na den middag de artikelen des geloofs daartoe doen en met het psalmsingen niet eerder ophouden voor dat de predikant op den predikstoel zig toond gereed te sijn, ook sal hij bij openbare avondcatechisatie gehouden sijn, voor en na te zingen.
Art. 19. de schoolmeester zal gehouden zijn in een boek bij zig op te tekenen, de namen der gedoopte kinderen, als ook der ouderen, gelijk ook den tijd hares doops, zal ook het doopbekken met water gereed zetten, insgelijks zal hij moeten aantekenen de name dergenen, die in ondertrouw opgenomen worden en den tijd wanneer zij in den huwelijken staat alhier bevestigt worden.
Art. 20. sal de schoolmeester gehouden sijn, de versogte gebeden en dankseggingen, op een briefje aan te tekenen, gelijk ook de bekentmaking der kinderen, die ten doop gebragt worden, als ook de persoonen in den huwelijke staat, te bevestigen, en aan den predikant op den predikstoel, op de trappen te brengen, gelijk ook de aantekening van de huwelijksvoorstellingen op den predikstoel opbrengen, als die moeten worden afgelezen.
Art. 21. Zal de schoolmeester voor sig hebben het vrugt gebruijk van het Kerkhof.
Art. 22. zal de schoolmeester en voorsanger ‘s jaarlijks genieten voor vast tractement, te zamen een somme van vijf en zeventig guldens en eene vrije woninge.
Art. 23. En sal zoo de schoolmeester en voorsanger na den Inhoud van deze bovenstaande artikelen in zijnen geheelen dienst zig volledig hebben te reguleeren en ’tgeen vervolgens van de magestraat en kerkenraad mogt worden goedgevonden, die ook aan haar behoudens de uijtleijgingen en verklaringe van deze artikelen, als ook de vermeerdering en vermindering van dezelve nadat se volgens bevind van zaken ten besten van kerk en school zullen oordeelen het oirbaarst en stigtelijkst te sijn.
Aldus besloten en vastgestelt in Lutjebroek den 12 Julij 1757.