Emigratie, gevleugeld woord
auteur: Gerrit van der Heide
bron: jaarboek 1986
Arie Kwantes en Nelie Kooiman in 1952. Poserend voor de A-Ford bedrijfsauto. Het huisje was elders gekocht en staat hier opnieuw opgebouwd op het erf van zwager Jan Kooiman in Red Deer, Canada
Foto uit het artikel ’terugblik emigratie Canada’
Het is bekend dat Andijk, met nog een plaats ergens in Friesland, IJlst geheten, het hoogste cijfer hebben behaald wat betreft emigratie. Heel veel Andijkers hebben dan ook dientengevolge familie en kennissen in “de vreemde”. Er waren natuurlijk redenen voor.
Emigratie is een ontzettend ingrijpend gebeuren in een mensenleven, in het familieleven met vele verschillende kanten. Lang niet iedereen is geschikt voor emigratie, lang niet een ieder kan een nieuw leven opbouwen onder geheel andere omstandigheden dan weleer.
Bij het vertrek van de vijfhonderdste Andijker naar een ver buitenland, niet als toerist maar als nieuwe bewoner van dat land, verscheen een artikel in nummer 36 van de 41ste jaargang van het weekblad Panorama op 4 september 1954. Naar aanleiding daarvan willen wij onderstaand op dat typisch Andijker onderwerp wel wat nader ingaan. De vijfhonderdste was geteld na de bevrijding van de tweede wereldoorlog. En daarmee was toen ruim 12% van de bevolking naar een nieuw vaderland vertrokken. Dat was een percentage van de gehele dorpsbevolking dat geen gemeente nog had bereikt. In Panorama trok de schrijver van het artikel daarbij de conclusie dat Nederland vol is, dat “het volk dreigt in zichzelf te verstikken”. Emigratie werd als enige oplossing tegen de kwaal gezien: vertrek van mensen, die hier niet een bestaan konden opbouwen voor hun vaak omvangrijk gezin. Het ging om mensen, die meenden wel elders een zelfstandig functionerend bestaan op te kunnen bouwen. Vóór de oorlogsjaren waren er ook wel emigraties geweest. Ik herinner mij uit mijn jeugd in Rotterdam de groepen Poolse – Joodse – emigranten, die via die havenstad naar Amerika afreisden per schip, vaak onder niet beste omstandigheden. Zij zagen er heel curieus uit met hun zwarte kleding en hoeden. Het waren opvallende “landverhuizers” in het stadsbeeld, tijdelijk, op weg naar een vreemde wereld. Dat was een geheel andere situatie dan de “landverhuizers” van nu, die dan ook geen landverhuizers meer heten, maar emigranten worden genoemd.
Emigratie is een wijd verbreid begrip. Het komt over de gehele wereld voor in tal van vormen, denk eens aan de oorlogsemigranten, verjaagd door de gruwelen van de strijd van hun woongebied, geheel onvrijwillig op drift. Denken wij eens aan de “bootvluchtelingen” van Vietnam, die weken onder erbarmelijke omstandigheden ronddreven op zee en van wie er talrijke zijn omgekomen zonder dat iemand daarvan iets weet. Denk eens aan de hongervluchtelingen van de Sahel. Mensen kunnen op drift zijn om velerlei redenen, maar het heeft veelal vooral te maken met het begrip “teveel”, waardoor er te weinig blijft om de mensen allen te voeden. Dat was het geval bij de oude emigraties naar de eilanden in de Stille Oceaan, die in de loop van de eeuwen bewoond geraakten door emigraties vanuit Zuid-Oost Azië. Wanneer de bevolking op bepaalde plaatsen of op eilanden te zeer was aangegroeid, te omvangrijk was geworden om allen te kunnen voeden, vertrok een deel van die bevolking per schip – “op de gok” – naar de verwachting van ander land of andere eilanden. Soms had men geen idee waar men terecht zou komen, was men geheel onbekend ten aanzien van mogelijkheden voor een toekomst.
Uit Nederland zijn in de loop van de jaren voor en na de oorlog ook tal van mensen vetrokken. Er is moed voor nodig, ondernemingslust, een weinig hang naar avontuur. Maar vooral durf om zoveel vertrouwds en bekends voor een zekere ongewisheid voor de toekomst achter te laten. Je weet immers beslist niet, ondanks vele informaties die men nu kan verkrijgen, wat die toekomst zal gaan inhouden. Dat weten wij hier ook niet uiteraard, maar het patroon voor ons leven hier is vrij bekend en je rekent op voortzetting daarvan zo mogelijk. Dat is voor de emigrant volkomen anders. Er is ook moed nodig om de kring rondom te doorbreken, familieleden en goede kennissen achter te laten om elders zonder hen opnieuw te beginnen. De communicatie tussen blijvers en wegtrekkers behoeft niet te worden verbroken, maar de practijk wijst veelal anders uit. Velen van deze mensen zijn geen schrijvers en daarmee verwateren de contacten snel. Bovendien zijn die contacten te veel indirect en over en weer heeft men geen werkelijk deel meer aan elkanders bestaan vanuit de zo diverse omstandigheden.
Toen de vijfhonderdste emigrant van Andijk werd geregistreerd in 1954 was het bevolkingscijfer nog wel lager dan nu. Op 1 januari 1946 bedroeg dit voor Andijk 4502 personen.
Waarom was het aantal vertrekkenden van hier zo hoog? Niet omdat het zo slecht wonen en leven was in deze plaats. Andijk was toen wel een tamelijk welvarend dorp achter langs de dijk van de voormalige Zuiderzee, nu IJsselmeer, gebouwd en voor een deel in de polder verbreed. Zaadteelt, pootaardappelen, bloembollen, kortom tuinbouw speelde er een belangrijke rol in de middelen van bestaan. Het was dus niet een armelijke streek met arme bodem, waarop het moeizaam zou zijn het dagelijks brood te verdienen. Het had meer te doen met de bevolkingssituatie zelf. Er waren drie categorieën Andijkers te onderscheiden: de Rooms-Katholieken, die 20% van de totale bevolking uitmaakten, (het gedeelte dat het dichtst bij de overwegend katholieke plaats Wervershoof woonde). Het middengedeelte van het dorp herbergde Hervormden en buitenkerkelijke protestanten tot 40% van de totale bevolking. En aan de oostelijke kant van het dorp woonde het Gereformeerde bevolkingsdeel rond de grote kerk aan de Middenweg: ook 40% van het totaal. Zij vormden een wat gesloten deel.
Van de emigranten waren er maar weinig Rooms-Katholiek en ook van de vrijzinnig-protestanten was het aantal aan emigranten relatief gering. Het grootste aantal was te vinden onder de Gereformeerden. Het artikel in Panorama vermeldde dat de Andijkers een sterk slag mensen waren: vrijheidslievend, sterk democratisch gezind, met goede ondernemingszin en redelijk intelligent: positieve eigenschappen dus. Het artikel was gebaseerd op een interview met burgemeester Douma van Andijk, Fries van geboorte, die met enige trots liet weten dat “zijn” Andijkers wisten wat zij wilden en sober leefden, ook in tijden van voorspoed. Juist van die gereformeerden was het aantal emigranten het grootste; van de emigranten waren er circa 85% gereformeerd. Daarover zei toen dominee Zwart, de gereformeerde predikant op Andijk, dat er onder de gemeenteleden de oude Quaker-mentaliteit leefde, de wil om zichzelf te zijn, desnoods ten koste van grote offers. Hij meende dat daardoor deze mensen eerder tot emigratie konden besluiten dan mensen met een andere levensbeschouwing en levenshouding.
Uiteraard is het al dan niet slagen van de emigratie afhankelijk van het gedrag van de emigranten zelf. Sommigen gaan met veel illusies op weg en die zullen daardoor veel teleurstellingen te verwerken krijgen. Lichtvaardige emigraties zijn nooit goed. Goede overwegingen en veel aanpassingen zijn nodig, wil er een goede kans van slagen in zitten. En dat zijn de aanpassingen aan geheel andere levensomstandigheden dan men gewend was. Er zijn genoeg mensen in Nederland, die daartoe zeer wel in staat zijn gebleken. Maar er zijn er ook die zich niet hebben kunnen handhaven in de nieuwe omstandigheden, die al spoedig na aankomst in het nieuwe – zelf gekozen – Vaderland bemerkten dat zij niet waren opgewassen tegen alle situaties. Die raken dan met recht tussen wal en schip; zij hebben twee vaderlanden, waar zij zich niet meer thuis voelen. Er zijn er zelfs die meerdere malen emigreren, zwalkend tussen die beide vaderlanden, maar ook tussen hoop en verwachtingen, die niet zijn te beantwoorden. Zij zijn niet opgewassen tegen de situaties op hun weg. En daarbij speelt dan het taalprobleem een niet geringe rol.
Ook destijds waren er voor candidaat-emigranten wel taalcursussen te Andijk. Maar er waren er ook die het er maar op waagden ondanks het gebrek aan kennis van de taal van het immigratie land. Zij konden ervaren dat slechte voorbereiding tot aanzienlijke problemen leidden. Grote inspanningen zijn in werkelijkheid nodig, ook al heeft men daar in de vreemde wel een of ander familielid, waarvan men medewerking kan verkrijgen.
De Andijkers gingen vooral naar Canada, Ontario. Het artikel vermeldt dat jaarlijks op 1 juli de geëmigreerde Andijkers een reünie hielden, in hun nieuwe vaderland. Burgemeester Douma zorgde dan dat er een hartelijke brief was gezonden aan hen daarginds. Op een van die bijeenkomsten waren er meer dan 200 samen, soms van grote afstand naar de plaats van de reünie gekomen.
De band met het oude Andijk aan het IJsselmeer is gebleven en de Andijker krant werd er nog veel gelezen. Daarin kwamen ook advertenties van geboorte en dood van hen die ver over zee verbleven, mede getuigenis hoezeer men verbonden bleef met het oude. ondanks al het verbluffend nieuwe, ondanks de verre afstand in ruimte en tijd.
Een al van uit het bedrijf in Andijk geldende internationale oriëntatie in verband met de export van allerlei Andijker producten speelde mede een rol zoals ook het feit dat veel van de emigranten met grote gezinnen waren vertrokken. Ook zijn er wel telkens – tegenwoordig gemakkelijker dan toen – familieleden gaan kijken hoe het stond met hen daar in Ontario, in Alberta of elders.
Wij moeten wel aantekenen dat de jaren vijftig, kort na de oorlog, juist een periode was – overigens zeker niet de eerste zoals wij weten – van emigratie en dat gold voor meer gebieden van ons land. Wellicht had de opgeslotenheid gedurende de oorlogsjaren onder een harde bezetting daar ook nog iets mee te maken in psychologische zin. De sterke bevolkingstoeneming had daarmee voorts ook te maken. En vermoedelijk ook de steeds groeiende “regelgeving”, zoals dat tegenwoordig heet, maar toen werd opgevat als een steeds sterker aan banden leggen van bedrijf en bestaan van de mensen, mede door de bevolkingsaanwas gedirigeerd, zal invloed hebben gehad.
Overigens schuilt achter iedere emigratie ook de tragiek; het drama. Dat is in de loop van de laatste decennia wel wat afgevlakt nu de verbindingen zoveel sneller zijn geworden. In noodgevallen kunnen de mensen elkaar over grote afstanden vaak in heel korte tijd bereiken. Dat is een enorme verandering in de verhoudingen geworden en heeft het tragische van het afscheid aanzienlijk verzacht. Voorheen was een emigratie een beeld van een definitief afscheid, in ieder geval voor lang … zo niet voor eeuwig.
Ook in de jaren-vijftig waren naar het schijnt de emigraties niet altijd strikt nodig; er was in die jaren – meer dan nu – redelijke hoeveelheid werkmogelijkheid, hoewel niet steeds in de sector waarin men wilde werken en leven. De tuinder zal niet zo gauw naar de fabriek willen gaan. En de industrie vroeg toen nog wel om arbeidskrachten. Je afhankelijkheid, de onvrijheid ten opzichte van de situatie van het voeren van een eigen bedrijf ten plattelande zal daarbij zeker een rol hebben gespeeld. Dat geld zeker voor boeren en tuinders. En het land was opgedeeld, toen al wel. De weinige ruimte die vrij kwam voor de agrarische sector door de voortgaande inpoldering in het IJsselmeergebied had weinig betekenis als zodanig omdat het niet eens zelfs kon voldoen aan de vraag naar complete compensatie voor al het “verloren gaande” land aan uitbreidingen van wegen en steden. Het waren dientengevolge meer plattelanders dan stedelingen die gingen emigreren. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens kan wel in artikel 23 vermelden: “Een ieder heeft recht op vrije keuze van beroep”, maar dat houdt niet in dat dat binnen de eigen grenzen steeds te verwezenlijken is, noch wereldwijd. Onze huidige situatie op de arbeidsmarkt maakt dat maar al te zeer – ook internationaal – duidelijk.
Ook in de jaren vijftig van onze eeuw was de situatie voor emigranten al aanzienlijk verbeterd ten opzichte van de allereerste pioniers. Nu waren er reeds velen in die vreemde gebieden aanwezig, bloedverwanten en kennissen van voorheen, die wel borgen wilden voor de nieuwkomers, die wilden helpen met het verkrijgen van werk en woonruimte, die soms ook zelf voor het door hen zelf ontwikkelde bedrijf arbeidskracht uit het oude vaderland wilde aantrekken.
En nu leven wij in een tijd waarin velen inmiddels af en toe de verwantschap over de Oceanen meer kunnen aanhalen. Een trip naar de overkant of terug naar het dorp van oorsprong behoort voor velen tot de redelijke mogelijkheden. Het contact is veelal de jaren door – zij het schriftelijk dan wel af en toe telefonisch – aangehouden. Tenslotte is Andijk misschien wel wat veranderd door de jaren heen, maar het is niet onherkenbaar geworden als levensgemeenschap.