De Vuurtoren “De Ven”, eerste steenlegging op 1 juli 1700
auteur: artikel via vermoedenlijk Mel Veer ca 1950
bron: jaarboek 1985
Uit een courantenartikel vermoedelijk uit 1950 dat ons werd verschaft door Mel Veer.
Op de eerste juli 1700 werd de eerste steen gelegd van de vuurtoren “de Ven” en de statige witte toren met zijn één meter dikke muren staat daar nog steeds als een trouwe wachter te “knipogen” naar dE zeevarenden.
Ten behoeve van de scheepvaart – aldus lezen wij in het Tweede vervolg op de Kroniek van Enkhuizen van de hand van wijlen de archivaris van de stad, D. Brouwer – besloten Commissarissen voor de Pilotage (loodswezen) ingevolge een verzoek van alle zeevareuden op de Zuiderzee en met toestemming en medewerking van de staten van Holland tot het stichten van een vuurtoren op het Oosteinde van Marken en één op de Gelderse Hoek (De Ven) bij Enkhuizen. De verlichting zou geschieden door een lantaarn of een vuur, naar nodig zou blijken. De kosten voor de bouw dezer vuurtorens, met inbegrip van een lantaarn op Y-oort, werden geraamd op ƒ 16.000.-, waarin de Staten van Holland ƒ 8.000.- zouden bijdragen, terwijl de Commissie voor de Pilotage ter bestrijding van de kosten van stichting, onderhoud en bediening consent kreeg voor de heffing van een vuurgeld van alle schepen, die op de Zuiderzee bevoeren, bedragende 32 stuivers ‘s jaars en 16 stuivers voor kleinere vaartuigen.
Voor de vuurtoren De Ven werd de eerste steen gelegd op 1 juli 1700, zoals blijkt uit het opschrift op het marmeren bord met gebeeldhouwde lijst (dolfijnen, pijlbundels, de wapens van Holland en vier van de wapens van de op het bord genoemde burgemeesters, luidende als volgt, D.ED.GR.MD.HEEREN STATEN VAN HOLLAND EN WEST-FRIESLAND HEBBEN DOOR DE HEEREN NICOLAAS WITSEN, WILLEM CARP, GERARD MOESKOKER EN NICOLAAS BROUWER, BURGEMEESTEREN DER STEDEN AMSTERDAM, HOORN, ENKHUIZEN EN MEDENBLIK, GEDAEN OPRECHTEN DIT BAKEN ALS COMM. TOT DE PILOTAGE Ao MDCC EN WIERDE DE EERSTE STEEN GELEYT DOOR JOHAN DUIVENS, CORNELIS FRAcOIS DUYVENS, DIRK DE VRIES EN FREDERIK VERBRUGGE OP DEN EERSTEN JULY DESELVEN JAERS.
Naar aanleiding van deze byzonderheden hebben we nog een kort onderhoud gehad met dhr. J. Koopen Jr., die 58 jaar op deze vuurtoren heeft gewoond.
De bovengenoemde steen had zijn grote bewondering, omdat het zulk een zeldzaam mooi stuk marmer is, dat niet alleen ongeveer 1½ m. lang en 1½ meter breed, maar ook een meter dik is. En bij de laatste retauratie bleek het marmer zowel als de roodkoperen bouten, nog overal volkomen gaaf te zijn. Het is echter byzonder jammer dat men later het marmer heeft beschilderd; de verf is er nu half af, terwijl er enkele groene randen aan gekomen zijn. Een grondige schoonmaak zou deze steen weer in zijn oorspronkelijke toestand terug kunnen brengen.
Verlichting
Over de verlichting sprekend zei de heer Koopen dat heel vroeger bij stormweer takkenboosen op de toren werden gebrand en nog heden is dit te merken aan de stenen. Later is dit geheel vervallen en werden tuitlampen gebruikt, weer later patent-olie, vervolgens petroleum, daarna blauwgas en tegenwoordig propaan.
De toren is in de loop van de jaren een ½ m hoger geworden, welk werk verricht is door de fa. A. Last en Zn., onze zegsman was toen 5 jaar oud en heeft daarvan de eerste steen gelegd aan de NW-zijde. Omstreeks 1872 is een oom van de heer Koopen op de toren gekomen; nl. dhr. D. Ommeval, in 1880 werd zijn vader torenwachter en in 1918 heeft hij zelf die functie overgenomen en haar bekleed tot 1947. Gaarne had hij zijn schoonzoon toen in deze functie benoemd gezien, maar een klein oogdefect – wat absoluut het gezichtsvermogen niet belemmerde – was oorzaak, dat deze niet werd benoemd. Thans is dhr. Snippe vuurtorenwachter.
Niet altijd heeft de toren zijn witte uiterlijk gehad, aanvankelijk was hij geheel met een houten mantel omkleed, eerst later is deze verwijderd en de muur bestreken.
Ook de behuizing was aanvankelijk geheel anders; tevoren waren er een boerderij met koeien- en paardenstal en een wagenhuis, want het torenwachtersberoep was geheel een nevenberoep, zijn vader verdiende er aanvankelijk slechts ƒ 6.- per week mee.
Het woonhuis dat daarna kwam, was tegen de vuurtoren aangebouwd; uit de de bovenverdieping was de toren toen bereikbaar. Doch door het schudden van het hoge bouwwerk ontstond lekkage en in 1914 is het huis afgebroken en het tegenwoordige gebouwd, dat echter niet zo gerieflijk is als het oude.
In 1918 is de weg, die aanvankelijk op de kruin van de dijk was aangebracht, daar verwijderd en aan de landzijde onder aan de dijk opnieuv aangelegd, waardoor dus de hoofdingang naar de vuurtoren feitelijk aan de achterzijde van het gebouw is komen te liggen.
Er is echter een grote fout gemaakt: voor de weg zelf werd zand gebruikt, maar verder klei, zodat nu bij aanhoudende regen het rondom in het water staat waardoor ongedierte (pissebedden, spinnen) moeilijkheden opleveren.
Een ogenblik heeft onze zegsman er over gedacht de toren te verlaten, nl. het eerste jaar dat de IJsselmeermuggen (Gyronimus) in onnoemelijke aantallen het leven vrijwel onmogelijk maakten. Het drinkwater was groen van de muggen.
Gelukkig is dat later verminderd maar ook heden nog kan het er gonsen van deze diertjes, waarbij nog komen de gewone langpootmuggen en dergelijke, die het ook nu nog zeer onprettig maken, zodat het buiten zitten op zomeravonden geen onverdeeld genot is.
Gedurende 26 jaar heeft ook de “stormpaal” bij deze vuurtoren gestaan; door toedoen van den toenmaligen schipper van de “gasboot”, de heer P. Lub, is deze toen verplaatst naar de dam tussen twee havens te Enkhuizen.
“Maar ondanks alles behoud ik een prettige herinnering aan de 58 jaar, die ik op de toren heb gewoond” aldus de heer Koopen Jr.