Van kleiput tot park

auteur: H. Schoemaker Wz.
foto’s: Collectie Jacco Mantel
bron: jaarboek 2022

Een schitterende foto van P. Visser van het transport van de klei vanuit een van de ‘putten van Brouwer’ naar de dijk.

Het ziet er vandaag de dag vredig en verzorgd uit: Park De Put aan De Horn in Andijk, maar daar is een hele geschiedenis aan voorafgegaan. Over deze voormalige vuilstortplaats is in de jaren ‘70 veel geschreven en verteld. Het gaat hier om een van de ‘putten van Brouwer’: de Westerput, een oude kleiput. De klei was nodig voor de bekleding van de dijk die versterkt moest worden na de storm in 1916. Twee putten werden destijds voor dit doel uitgegraven. Het vervoer naar de dijk gebeurde in een trein van kiepwagens, voortgetrokken of geduwd door een kleine stoomlocomotief. De Westerput is uiteindelijk een park met kinderboerderij geworden, de Oosterput kennen we nu als ’de visput’.

Door het uitgraven en het hoge grondwaterpeil vulde de put zich met water. Zo werd de oude kleiput een plek van recreatie en natuur. Je kon er mooi een zeiltje op de polderschuit zetten en dan heerlijk varen. Aan de kant van de Horn was een opening waar je naar binnen kon met de schuit. Later is er ook een opening aan de oostkant gemaakt. Het was een prachtige plek om te vertoeven en voor jongelui om er te spelen (als je van natte sokken hield). In periodes van ijs werd er geschaatst.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen alle populieren die rondom de put stonden in één nacht tegen de vlakte. De kachel moest hoe dan ook blijven branden tijdens de brandstofschaarste in de Oorlogswinter. Dit moest wel ’s nachts gebeuren omdat het kappen van bomen (volgens de bezetter) een illegale activiteit was. Er was zelfs een buurtwacht ingesteld die, zodra het donker werd, zijn ronde deed en verantwoordelijk was voor de instandhouding van de bomen. In de praktijk werkte dat niet echt. De boom die nog stond als ze langs liepen kon na een uur vlak gelegd zijn en afgevoerd. Als de buurtwacht weer langs kwam was er niets meer te zien. Praktisch kon het zo zijn dat een persoon de ene avond wacht moest lopen en de andere avond een zaag in de hand had. Of ze die avond/nacht ook op de put gecontroleerd hebben óf de activiteit hebben toegelaten, is niet bekend.

Bij de schuur van Van Waveren (nu garage Karreman) aan de Horn, vlakbij de put, was een boom omgezaagd en deze had tijdens zijn val een gedeelte van de stroomdraden, die van de masten langs de weg naar een woning liepen, meegenomen. De boom was in stukken gezaagd en meegenomen maar in de takken, die ook opgeruimd waren, was nog koperdraad blijven zitten. Toen de beheerder van dit stroomnetwerk, dhr. Tensen (later is dit bedrijf aan de Knokkel overgenomen door dhr. Schiphouwer) de zaak wilde herstellen miste er dus een gedeelte van de draden. In de buurt is toen bekend gemaakt dat het materiaal weer terecht moest komen omdat er anders aangifte gedaan werd van vernieling en diefstal. Dit was een maatregel van de Duitsers die niet veel effect had, ook als je wist wie de boom had gezaagd of het koperdraad had meegenomen, dan gaf je dat niet door. Wel was het zo dat er geen of moeilijk nieuw koperdraad beschikbaar was voor dergelijke reparaties, dus moest het draad wel teruggebracht worden.

In het midden lag een eiland, in de volksmond: “het vogeleiland”. Langs de kanten van het meertje waren rietkragen, een geweldige broedplaats voor vogels. Meester De Boer van de Dr. A. Kuyperschool was een natuurliefhebber en nam zijn leerlingen mee om daar ‘kennis der natuur’ op te doen. In de loop van de tijd kreeg de put een andere bestemming. Schuiten met tuinbouwafval brachten een bezoekje aan de hoek in de noordwestkant van de put om van het organisch afval, zoals tulpenkoppen, af te komen. Deze werden in de schuit gegooid en naar de put gebracht. Partijen waardeloos geworden bollen vonden daar ook hun laatste rustplaats.

De ‘Wester Brouwerput’ (nu park De Put) nadat de klei is verwijderd. Op de achtergrond de ‘kooiboerderij’ vanuit het noorden gefotografeerd door P. Visser. De boerderij is later gesloopt. Rechts hiervan werd Garage Karreman gebouwd.

Maar, er kwamen gaandeweg ook andere producten in aanmerking om gedumpt te worden. Ik ken het verhaal dat er een motorschuit naar binnen kwam varen met op sleep een oude polderschuit vol rommel. De bestuurder van de sleep stapte over naar de motorschuit nadat hij met een houweel een aantal gaten in de bodem van de oude schuit had geslagen. Het touw werd losgemaakt, de motorschuit tufte weg en het afval zakte met schuit en al naar de bodem. Er was natuurlijk totaal geen controle op wat er allemaal werd gestort. Het kon puur organisch afval zijn maar na de oorlog gingen we in deze regio ook steeds meer chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken. Als je van dat spul af wilde was daar geen inzamelpunt voor. Doorgaans werd er dan op het bedrijf ingezameld en werd het in een (afsluitbaar) vat of iets dergelijks gedaan. Ik heb een verhaal gehoord waarbij, zodra het vat dan vol was, dit tijdens een vaartochtje over de put ‘keurig’ gedumpt werd. Uiteindelijk ging alles wat je maar kon bedenken kan daar overboord. Later kwam er een brug over de Hornsloot en kon je via deze brug materiaal aanleveren: bedrijfsmaterialen, huisraad, machines, restmateriaal van afgebrande boerderijen en ook auto’s. Je kan het zo gek niet bedenken wat daar allemaal gestort is.

Aan de oostkant van de put was het gemakkelijk aanmeren met de motorschuit, daar werd dan de zaak uitgestald. Het beeld dat daar de tweede helft jaren ’60 huisraad, bedrijfsafval en machines door elkaar lagen, kan ik me nog zo voor de geest halen. Het had wat weg van een rampgebied.

Het oude harmonium traporgel dat bij ons thuis stond is er ook beland. Een van de pedalen, die een blaasbalg aandreef, was defect, net als diverse registers. Johannes de Heer zal hiermee niet tot zijn recht gekomen zijn, maar dat lag ook aan het feit dat niemand van ons op dat moment de techniek machtig was. Als kinderen konden wij in ieder geval een bak herrie uit dat ding halen. Dat laatste heeft waarschijnlijk zijn lot bezegeld: de met ivoor belegde toetsen en vilten toets-dempers ten spijt. Op een zaterdag werd het orgel, samen met andere tot nutteloosheid veroordeelde zaken, in een polderschuit geladen en daarop volgde een korte vaartocht. Vervolgens werd het instrument zonder enige ceremoniële uiting kansloos aan de oostkant tussen de wilgen gezet. Als ik nu op een ruige herfstdag over De Put loop, merk ik op dat het orgel nog steeds de boventoon wil voeren.

“We hebben er heel wat af gespeeld, daar op de put toen het nog water was”, herinnert H. Schoemaker Hz. zich. “Met een grote schuit van Van Waveren (daar werkte mijn vader) gingen we dan de put op. Eerst even aan dhr. Korsman (opzichter bij Van Waveren) vragen of we de schuit mochten lenen. Deze schuit had voor- en achterin een ruimte voor materiaalberging met bovenop een luik. Als we dan op de put gingen varen voelden we ons avonturiers, we bouwden een tent op het eiland en bivakkeerden daar dan. Het kloeten ging prima, er waren wel diepe stukken maar het werd in de loop van de tijd steeds minder diep. We vonden er eendeneieren, vingen er vis en brachten alles mee naar huis waar het door moeder werd gebakken.

Een gedeelte van de sloot langs de Dijkgraaf Grootweg is achter de toenmalige Akkerbouw uitgediept omdat het er drukker werd met schuiten. De prut is toen met zogenaamde ‘onderlossers’ naar de Westerput vervoerd. Ik zie nog voor me hoe de diep liggende schuiten, als de bodem openging en de prut in het water verdween, omhoog schoten”.

Klik hier om uw eigen tekst toe te voegen

Uiteindelijk ging het SOW (SamenwerkingsOrgaan West-Friesland) zijn huis- en bedrijfsafval in de Westerput dumpen wat met grote overlast voor de buurt gepaard ging. Uit de (SOW) regio kwamen de vuilniswagens dan dagelijks aangereden en stortten hun lading in het steeds kleiner wordende meertje. De Caterpillar bulldozer verdeelde het over de locatie. Nadat al dat verkeer de stortplaats op was geweest, kwam het er met vuil en prut aan de wielen weer af. Zeker als het geregend had was het een enorme bende. Want niet alleen afval werd er aangeleverd, maar er werd ook veel grond aangevoerd, nodig om het vuil enkele meters af te dekken. Mogelijk komt de hoeveelheid grond die daarvoor is gebruikt in de buurt van de hoeveelheid klei die daar destijds is weggehaald voor de dijkbekleding. Dat de Horn er dan verschrikkelijk uit kwam te zien is wel duidelijk.

Er zullen ongetwijfeld eerst andere opties uitgedacht zijn maar wat mij nog duidelijk voor ogen staat is dat de brandweer werd opgeroepen om de weg schoon te spuiten. Dat moet toch lukken zou je denken. De brandweerwagen werd nabij de sloot opgesteld en de slangen uitgerold. De spuitgasten openden de afsluiters en begonnen de weg “schoon” te spuiten. Maar niet al het vuil kwam los van de weg en het vuil dat wel los liet belandde in de tuinen en tegen de gevels van de huizen. Dit bleek niet de oplossing en men is daar toen mee gestopt. De overlast was nog niet voorbij. Een nieuw fenomeen kondigde zich aan: een brandende vuilnisbelt. Er werden illegaal brandjes aangestoken en die waren snel gevorderd tot ‘branden’. Veel overlast door stank en rook. De brandweer kwam erbij een heeft vele uren bluswerk verricht. Maar het is net als met een brand in een veengebied, de brand gaat ‘ondergronds’ en komt ergens anders weer naar buiten. Het was dus onduidelijk waar je moest blussen en hoelang.

Al die overlast in de buurt door vrachtverkeer, smerige weg, brandende vuilnisbelt, stankoverlast, vliegen, muizen en ratten was een keer genoeg. Er is toen protest uit de buurt gekomen en er zijn handtekeningen verzameld van de bewoners van onder andere de Horn en Prinses Marijkestraat. Ik weet dat mijn vader daarmee bezig is geweest. Met een handtekeningenlijst is hij (en zijn waarschijnlijk ook anderen) langs de betreffende huizen gegaan. Hij heeft er verschillende gesprekken met de toenmalige burgemeester J.F.G. Knorr over gevoerd. De burgemeester liet hem zien hoe het zou worden: een recreatiepark, kinderboerderij en veel groen. “Dat is prachtig, maar daar hebben wij nu niets aan. De overlast waar we nu mee te maken hebben, daar moet iets aan gedaan worden”, heeft hij toen gezegd.

Na veel ongemak voor de buurt kwam er uiteindelijk in de jaren ’70 een eind aan het volstorten van de belt met een park als het tastbaar resultaat

De locomotief met wagons vol zware klei uit de putten van Brouwer, bestemd voor de dijkbekleiding. Vastgelegd voor het nageslacht door P. Visser.