Bolleman, geef acht!

auteur: Jan Trompetter
bron: jaarboek 1977

Uit het boek van Piet Kistemaker

Met sprongen door de Andijker historie

Oorspronkelijk gepubliceerd in “De Vrije Westfries” van april 1929.

Bolleman, geef acht!

Zie hem jagen, zie hem rijden
Wie is toch die dolleman?
Wel die dolle, wilde Roeland
Is West-Frieslands bolleman.
En wat glimt daar voor zijn auto,
Waar hij star het oog op richt?
’t Is de gladde, ronde gulden,
Die daar rolt voor zijn gezicht!
Zie, zijn ogen uit de kassen
Puilend, als een dolleman,
Steeds gericht op ’t rollend zilver,
Rijdt en rost daar bolleman!

Vader bouwde een hoekje mosterd,
Moeder bakte zelf hun brood,
Vader was zo bang voor schulden,
Moeder spaarde voor de nood.
Zoon beplakt nu met papieren
Van bijzonder makelij
Zijn halfglazen driehoekswoning
Aan de hele binnenzij.

In zijn hoofd daar is ’t een chaos:
Haarlem, Mendel, kraal van kraal,
Toppers, bijgoed, kas voor broeien,
En een mond vol vreemde taal.
Land te koop in wijde omtrek
Doet zijn hart driedubbel slaan
En een schip vol Drentenaren
Ziet hij vol van vreugde aan.
Geld! O Geld! O Geld! De gulden
Trekt hem immer sneller voort!
Uit de weg! Hij zit aan ’t stuurrad,
Waag niet, dat je hem nu stoort!
Die daar vóór hem gaat nàg harder
Achter ’t gouden, glimmend geld!
Rustloos wordt zijn woelend leven
Door zijn hebzucht wreed gekweld.

Zijn er zo in ons West-Friesland?
Als deez’ wilde dolleman?
Strekke ’t beeld ons tot bezinning
Van zo menig bolleman!
IJver, vuur en onderneming,
Schoon en goed, geen mens die ’t laakt …
Zorg slechts, dat de zucht naar meer nog
U van ’t goud geen lijfslaaf maakt.