50 jaar beursbezoek

auteur: Siem Kieft
bron: jaarboek 2011

W. Kooiman PPZ

In juni 2009 vond er al een bespreking plaats over het Jaarboek van 2010. Een nieuwe medewerker, Hans Mantel, kwam met een idee om over W. Kooiman PPz, (‘Wullemke’ op z’n West- fries, wegens zijn kleine gestalte) een artikel op te nemen, grootvader van zijn echtgenote. Hans was in het bezit van een oude ‘Andijker’ uit 1951 met een groot artikel, geschreven door J.H. Kaastra. Hierin werd vermeld dat W. Kooi- man PPz, op 7 mei 1951, een uiterst zeldzaam jubileum mocht beleven, namelijk vanaf 6 mei 1906 tot aan 7 mei 1951 was Kooiman iedere maandag op de Haarlemse Bloembollenbeurs in Haarlem aanwezig geweest. 

Over deze W. Kooiman PPz is veel te vermelden. Mijn buurman Maarten Timmer heeft voor zijn artikel BLOEMBOLLEN IN OOSTELIJK WEST-FRIESLAND IN DE PERIODE 1880 TOT EN MET 1930 veel documentatie waar deze Kooiman ook in voorkomt en waarvan wij gebruik mogen maken. 

In ons Jaarboek van 2008 werden uit de krant van 100 jaar geleden advertenties over bloemenveilingen ‘van te velde staande tulpen’ opgenomen die op bedden te koop werden aan- geboden ten overstaan van een notaris. Deze verkoop vond om ‘de Zuid’ al langer plaats. Maar in het jaartallenboek van Piet Kistemaker staat reeds een vermelding dat in 1900 de eerste groene veiling van tulpen al werd gehouden door W. Kooiman PPz. Toen werden er dus al tulpen geteeld in Andijk. 

Tot mijn verbazing heb ik in het Vrije Woord in de Enkhuizer Courant van maart 1908, n.a.v. een lezing door J. Braun van Noordwijk voor de afd. West Andijk en Wervershoof van de afd. Bloembollencultuur (opgericht 25-05-1906), in ‘De Krimper’ een reactie van mijn grootvader Simon Kieft gevonden. Hieruit bleek dat hij toen al tulpen teelde. 

Na deze inleiding over naar W. Kooiman PPz (vader en grootvader waren beiden Pieter genaamd). Deze PPz is hij altijd blijven gebruiken. 

Familie gegevens

Het geslacht Kooiman heeft zijn oorsprong in Andijk met Claes Sijmensz waarschijnlijk ge- boren in Andijk. Hij trouwt 12-01-1673 te An- dijk als jonghgesel van Krimpen’ met Elberigh Sijmens ‘jonghedogter van Buertje’, geboren plm. 1650. Wegens de koop van de ‘Vogelkooy’, die in 1671 gesticht was, werd in de tweede generatie de naam Claasz ‘Cooyman’ gebruikt. I) 

Willem Kooiman Pietersz, geb. 17-12-1897, was van de 8e generatie, zoon van Pieter Kooiman Pietersz en Trijntje Groot. le huw. Willem 02-05-1901 met Alida Prins, geb. 16-10-1882 te Andijk, overl. 13-03-1903. Dochter van Jacob Prins en Annetje Vlam. le kind geb. 05-08-1902, overl. 16-12-1902. 2e huw. 27-04-1905 met IJtje Prins, geb. 01-10- 1886 te Andijk, zuster van Alida.
Uit dit huwelijk kwamen 8 kinderen waarvan een dochtertje op 9- en een zoontje op 1-jarige leeftijd overleden zijn. 

Deze ‘Vogelkooy’ was op de plaats waar nu het autobedrijf van Karreman gevestigd is. In het boek met de stamboom van ‘het geslacht Kooiman’ in 1977 door Piet Kistemaker uitgegeven, staan veel gegevens over deze vogelkooy. In Zwaagdijk is nog een kooy die iets ouder is dan die in Andijk.
Uit de acte van 7 Octob. 1673: Deposanten eendrachte(lijk) verclaert op haer eer en decuht wel te weten en waerachtich te sijn, dat de req(uirant) in desen neffens sijn huysgesin enyghen tijt voor alderheyligen des jaers 1671 heeft gewoont aen sijn nieuw gemackte Fogelkooy staende opt Cleyngouw inde Jurisdictie van Grootebr(oek) aldaer coejen heeft gehouden en geboert. 

De eerste kooiker was Cornelis Fredericksz, gehuwd met Reynuw Sijmons, gevolgd door de Enkhuizer burgemeester Dirk Admiraal van wie de stamvader ‘Claas Sijmensz’ de kooy kocht.

Woning aan de Middenweg 9 (nu Kwantes Makelaardij), gebouwd door Willem Kooiman. Chilosa = Wie Weet Het. Foto: Jos Kuin

De tulpenteelt in West-Friesland

Velen van u zullen wel eens van de ’tulpenwindhandel’ hebben gehoord, die duurde van 1633 tot 1637 en woedde in bijna alle steden van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, dus ook in Hoorn, Enkhuizen en Medemblik.Aan het einde van de 16e eeuw en het begin van de 17e eeuw was er veel vraag naar de tulp en werd het een modebloem. Een Amsterdamse hande- laar, Emanuel Sweerts (1552-1612) speelde hier op in en er kwam een groeiende belangstelling onder de gegoede burgers naar vele curiosa en o.a. ook de tulpen. Tussen 1610 en 1637 groeide de tulpenhandel uit tot een koorts die het hele land in zijn greep hield. Dat leidde tot een spe- culatiegolf, de tulpenwindhandel. 

In het Vervolg op de Chronyk van Dr Velius, een kroniek over de stad Hoorn en omgeving, stond over 1633:”In dit jaar begon de tulpenhan- del zeer (al)gemeen te worden aan de westzijde van het Oude Noord tussen de Roode Steen en de Geldersze Steeg, staande 3 tulpen in de gevel uytgehouden (uitgehouwen, MT) en is thans een Roomsche kerk. (gebouw is later afgebroken) Het twede stuk grasland voor bij de Drie Boomdelaan met desselfs huysinge aan de Koepoortsweg wier verkogt en gelevert voor eenige tulpbollen.” 

Vier eeuwen later: Uit het Financieel Dagblad van 14-8-2008 een bericht over een faillissement van het tulpenbeleggingsfonds NOVOCAP doet hieraan denken. Daar gingen miljoenen euro’s van 121 be- leggers verloren. In 2008 werd er nog een claim ingediend van 88 miljoen. 

In Haarlem en omgeving werd de teelt van bloembollen op de daar geschikte zandgrond opgepakt, waar vooral de hyacint en narcis- sen geteeld werden en de andere bolgewassen noemde men bijgoed. Tussen 1860 en 1880 werden er twee landelijke tuinbouwverenigingen actief die voor de ontwikkeling van de bloem- bollensector een belangrijke rol speelden. 

De tuinders waren rond 1880 veelal afhankelijk van de zaadfirma’s, vooral bij de uitbetaling, maar dit werd snel losgelaten door de teelt van bloembollen. De eerste sporen zijn van 1886: Burgemeester Reinder Kooyman en de wethouders Jacob Tensen en Jan Groot Sr. na- men de proef met tulpenteelt. De teelt voldeed maar matig en de eerstgenoemden ruimden hun tulpen maar weer op. Alleen Jan Groot Sr. hield nog een kleine kraam van 40 RR over. En als hij zijn spullen verkoopt, hebben zijn tulpen een fictieve waarde van 700 gulden, maar in de verkoopvoorwaarden werden zij genoteerd voor f 65,–.
Piet Kistemaker kocht ze en deed ze later weer van de hand voor f 100,–. 

Een kleine groep telers zocht steun bij elkaar en organiseerde zich in de eerste afdeling van ‘Bloembollencultuur’ in Drechterland. De afde- ling Hoorn, met leden uit de gehele omtrek, werd opgericht op 20 februari 1897.

W. Kooiman PPz

Het verslag van het persoonlijke onderhoud dat J.H. Kaastra met hem had uit de ‘Andijker’ van zaterdag 26 mei 1951.
Hij vertelde ons over de eerste reis naar de beurs te Haarlem op 6 mei 1901.

Bloembollenhandel. Vooraan staat de pionier, Willem Kooiman PPZ, aan de schudzeef zijn ‘Co’, Pieter Kooiman Rz, aan het wiel dines zoon Reinder. Rechts zien we Adriaan van Dorp. In de moterschuit staat Jan Doef, die de manden met bollen naar Bovenkarspel bracht. Geheel links mevrouw Kooiman-Groot met haar dochtertjes. Achter de peltafel enkele pelsters: Klaaske Prikkel, Aafje Broer, Alie Baas, Huitje Speets en anderen. Een kaart van omstreeks 1915. bron: Andijk in Oude Anzichten van Piet Kistemaker.

Woonhuis van Kooiman in Kistemaker archief

Ze gingen met z’n drieën naar de groene veiling te Bovenkarspel, t.w. Willem Kooiman PPz, Piet Kooiman Rz en Piet Kooiman PKz, allen uit de Horn. Hier lieten zij zich voorlichten door de heer Andries Oudes en deelden hem mede dat ze plannen hadden om voor een tientje bloem- bollen te kopen. De heer Oudes moest eerst eens hartelijk lachen en adviseerde de adspirantkwekers om minstens voor f 50,– aan bol- len te besteden. Het werd voor een bedrag van f 80,– en toen de heer W. Kooiman dan ook thuis kwam, bleek vader Kooiman lang niet te spreken; hij was van oordeel dat hij net zo goed zijn geld in het water had kunnen gooien. De gekochte soorten waren: Rose Crisdelin, Gele Prins, Scarlet Duc, Murillo, Moore en Grand Duc. Elk zette 18 roe op en toen dan ook van f 80,– er ƒ 130,– terug te ontvangen. W. Kooi- man ging echter door en kocht er in de herfst van 1902 nog voor f 250,– bij en zette dat jaar zo’n 160 roe op. Het derde jaar werd dit ver- groot tot 240 roe.
Toen kwam plotseling de kentering. Voorjaar 1904 kwamen, naar gelang, soms 20, soms 30 en soms zelfs 50 man per dag naar de stand van het gewas en de opbrengst kijken.

De een kocht 1 bedje en een ander 2 bedjes tulpen en vanaf die tijd geraakte Kooiman zomaar volop in de handel. Eerst was het nog commissiewerk voor Andries Oudes. Het betrof hier volop de handel in plantgoed en het kopen van ‘leverbaar’. Praktisch zit de heer Kooiman dus al zo’n halve eeuw in de ‘plantgoedhandel’, iets wat nog nimmer is voorgekomen en als iets zeldzaams kan worden aangemerkt. Naast de eigen handel in plantgoed heeft de heer Kooi- man ca. 20 jaar voor de fa. Van Waveren het leverbaar verkocht. (elders meer hierover) Kooiman vertelde dan op de hem zo eigene wijze van de verzending der gekochte goederen. Eerst moesten deze per schuit naar de Streek worden gevaren om dan per spoor te worden doorgezonden. Schipper v.d. Linde uit Hillegom zat echter ook niet stil en kwam met zijn motorschuit naar Broekerhaven, zodat overladen in de bollenstreek niet meer nodig was. De spoorwegen zagen hun vracht dus door een ander wegslepen en vrijwel wekelijks kwam er bezoek met steeds scherper berekende prijzen. Kooiman zei op een wijze die wij allen zo goed kennen: “Wat maken jullie toch een drokte om dat prussie van moin.” Maar het antwoord was: “Maar Kooiman, weet u wel dat u vorig jaar zo’n 118 spoorwagens hebt verzonden…?” Het zou ons echter te ver voeren om overal breedvoerig bij stil te staan en we bepalen ons dus alleen tot de hoofdzaken. 

De spoorwegen wonnen het pleit en het was in die tijd dat Kooiman soms 5 tot 6 spoorwagens plantgoed in een keer verkocht. We spreken nu niet over al het leverbaar dat ook door hem naar ‘De Zuid’ werd gezonden. De oorlog die in 1914 uitbrak, legde de handel volkomen stil. Drie wagons stonden geladen om te worden verzonden en kwam met nog drie wagons in schuiten aangevaren. De drie geladen wagons moesten ontladen en de andere drie werden geweigerd omdat het Rijk al de wagons had gevorderd. Al deze goederen werden aanvankelijk opgeslagen in ‘Koedoders Kunstmestloods’ doch werden later thuisgehaald. 

Dit alles werd voor Kooiman een strop van zo’n f 70.000. Toen dan ook de novembermaand daar was, kon Kooiman niet aan zijn verplichting tot betalen voldoen en gaf de helft. Toen hij voor het eerst naar Haarlem ging, was hij 22 jaar en gehuwd en toen in 1914 de mobilisatie uitbrak, nog maar 35 jaar oud. 

De rechterhand van Kooiman 

We zouden nog veel meer kunnen opsommen, doch laten liever de gelegenheid aan de heer Kwantes, die al tal van jaren de rechterhand van de heer Kooiman is geweest. De heer F. Kwantes kwam 1 mei 1924 bij Kooiman in dienst. De eerste boekhouder van de heer Kooiman was Adriaan van Dorp, later werd meester Meyer en nog later (dus tot aan 1924) Piet Kooyman Jacz. Kwantes vertelde zo in het algemeen iets over het vele werk dat moest worden verzet. In drukke tijden lagen er stapels op stapels orders, want veel moest weer worden doorgeleverd.
Een en dezelfde partij werd verkocht, weer verkocht en opnieuw verkocht en zo soms tot zevenmaal toe. Kooiman kocht soms hele percelen ‘ineens’. Hij was werkelijk een expert op zijn terrein en wist precies wat er alzo aan de hand was. Op één dag was er zelfs een afnemer voor f 81.000 en één voor ruim ƒ 25.000, dus voor meer dan ƒ 100.000. 

Veel plantgoed werd in Friesland en Groningen verkocht. Dinsdags en woensdags stonden vaak honderden kisten en manden in ‘Deo Juvante’ voor verzending gereed en Doef moest maar zorgen dat het weg kwam. Er was zelfs één dag van 1400 kisten en manden, nou dat zegt wat. Eerst kreeg Kwantes assistentie van Jac. Kooi- man Wz en later nog van D. Schuitemaker en altijd was daar Kooiman’s gezegde: “Nou Frans, je redde je wel, hé?”
Een belangrijke persoon was de heer Doef. Deze genoot het volste vertrouwen van Kooi- man en diende hem jarenlang trouw. Ook hij heeft enorm veel werk moeten verzetten en er zijn ook heel wat ‘grappen’ uitgehaald. Kooi- man noemde Doef ook ‘de opperzangmeester’. Later kwam er de ‘eigen expeditie’ onder H. Bultsma en ook door hem is er als het ware ‘geezeld’.
Wat een vrachten sleepte die kerel naar De Zuid. Nacht en dag was hij soms in de weer. Hij werkte niet alleen voor zichzelf maar deed ook veel belangeloos op ander gebied. Velen mochten ’s maandags met hen meerijden, hoewel ze hem nog geen kopje koffie aanboden als dank. We zeggen deze dingen eens om de voorbije jaren opnieuw voor onze jongere en oudere plaatsgenoten te laten leven. 

Tot slot laten we nog even M. van Heezen aan het woord. Die de waarde van de jubilaris, door alle tijden heen, op z’n juiste prijs heeft weten te stellen. 

6 mei 1901…! Willem Kooiman voor het eerst de Bloembollenbeurs te Haarlem…! Ogenschijnlijk zo goed als niets! En toch… is deze datum gebleken te zijn… een uiterst belangrijke voor onze gehele dorpsbevolking! Want op die dag is een nieuwe bron van ‘wel- vaart’ aangeboord, waarvan wij allen nog profiteren.Weliswaar was reeds eerder door enkele vooruitstrevende kwekers een poging in die richting gewaagd, doch zonder resultaat. Maar nu, dank zij het feit dat deze pionier nog meer handelaar dan kweker bleek te zijn, werd de ‘bollenbouw’ populair in Andijk en heeft enorm veel bijgedragen tot de materiële welvaart van ons dorp en verre omtrek. 

Nu dient erkend dat de mentaliteit van de An- dijker tuinders zijn streven ten zeerste heeft bevorderd, want het is van algemene bekendheid dat een halve eeuw terug het conservatisme in bedrijfsbeheer de tuinders een tweede natuur was. In tegenstelling daarmede vermelden we dat vele tuinders en landbouwers, vooral te An- dijk, zeer vooruitstrevend waren en graag wat nieuws aanpakten. Voeg nog daarbij dat onze jonge ‘koopman-kweker’ naast een goede kijk op zaken en vooruitzichten, een ‘verkooptalent’ bezat, dat hem in staat stelde om desnoods kei- stenen voor banketletters te verkopen en het is duidelijk dat er in weinige jaren een handel werd opgebouwd die bijkans ‘enig was’, ook in de bollenwereld.Vele kleine tuinders werden door hem op zeer gemakkelijke betalingsvoorwaarden aan bloembollen geholpen en danken daardoor hun vooruitgang aan hem. Tot aan de crisis van de jaren dertig was zijn plantgoedhandel een van de groten in het bloembollenvak en voor miljoenen is er in die jaren omgezet. Tot zover het verslag van Kaastra. Ruim 3 jaar na dit onderhoud is hij (Willumke???) in 1954 overleden. 

Firma van Waveren

In 1916/1917 kwam van M. van Waveren & Zn met zijn bollen naar Andijk, naar Horn nr. 27. Op dit adres werd in 1926 een dubbel woonhuis met schuur gebouwd en met huizen voor de bedrijfsleider en voorman. De oude boerderij van Willem Kooiman PPz was toen gesloopt. (In 1928 heeft Willem zijn huis aan de Middenweg (Chilosa = Wie weet het), nu no. 9, gebouwd.)
In 1928 werd op de Oosterdijk nr. 14 de boeren- plaats ‘Griethuysen’, ongeveer 8 ha. groot – ge- bouwd in 1835-gekocht door J. van Waveren (op naam van zijn vrouw?) van Willem Dekker Wzn en Grietje Nieuwland. Dit gebeurde door tussenkomst van Willem Kooiman PPzn. De boerderij werd in drieën bewoond door de bedrijfsleider Dirk Visser en twee andere voormannen. 

Bij Van Waveren werden er zeer intensief bolgewassen geteeld. Willem Kooiman PPz had zeer goede connecties met de fa. Van Waveren. Hij kocht leverbare bollen voor ze in, daarbij hield hij een oogje in het zeil bij het voeren van het bedrijf. Zelfs ingrijpen was soms noodzakelijk.
Na verloop van tijd werd het kwade grondprobleem een echt probleem, met alle gevolgen van dien. De ‘bouwers’ van Andijk hadden weinig goede woorden voor het bedrijfsvoeren, allemaal mensen van buitenaf en bovendien werd er niet gewerkt. Na verloop van tijd zag de fa. Van Waveren het niet meer zitten en in 1948 werd alles in één koop verkocht aan Gerrit Rui- ter. Hij was de grondlegger van Ruiters zaden, nu het huidige HOLLAND SELECT. Schuur en woonhuis werden aan A.J. Karreman verkocht, waar nu de kleinzoon de garage nog heeft. 

Bokaal ten gunste van 25-jarig jubileum

Overige bezigheden

Willem was 30 jaar correspondent van het scheidsgerecht, hoofdbestuurslid van de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur.Van- af de oprichting, op 09-05-1906, van de afdeling Bloembollencultuur Andijk, was hij 25 jaar penningmeester. Hiervoor ontving hij in 1931 een bokaal (zie foto). Dit was een vereniging op Andijk-Oost en op 31-05-1907 werd de afdeling Andijk-West-Wervershoof opgericht, die op 23-12-1912 ontbonden werd. 

2. Tevens werkte hij niet alleen voor zichzelf, maar deed hij ook veel belangeloos werk op een ander gebied in b.v. kerk en maatschappij. 

3. In de Gereformeerde Kerkenraad-vergadering van 14-01-1926 werden als Diaken benoemd: K. Vriend, C. Gorter, Jn. Brouwer, R. Prins en als nieuw gekozene W. Kooiman PPz en D. Groot Nz. Onder punt 4: W. Kooiman PPz. teekent de akte van verbinding, en de andere broeders verklaren hun eens gedane tekening nog van kracht zijnde. Tevens wordt hij benoemd tot administrateur der Diaconie. 

Onder hoofd Kistje sigaren: Aan de administrateur der Kerk, W. Kooiman, wordt opgedragen aan den orgelspelers, de pompeurs en de deurwaarder op de Zuidergalerij ieder een kistje sigaren uit te reiken. Ondertekend door dominee F.G. van Dorp. (In deze eerste kerkenraadvergadering van 1926 werden 27 punten afgehandeld.) 

13-01-1927: Wordt W. Kooiman PPz. benoemd tot sleutelbewaarder van de brandkast en aan- gesteld voor het opmaken van het uittreksel der kerk. 

16-01-1929:Wordt hij benoemd als administrateur der Kerkelijke gelden. 

16-01-1930: Broeder Kooiman geeft een breede inlichting op het financieel beheer en diende daarna een begroting in voor 1930. De commissie ter controle op de boeken doet een zeer gunstig verslag over Kooimans beheer. Bouw Commissie rapport over afgelopen maand, grondwerk schiet goed op, de bouw gaat ech- ter traag. 

14-01-1931: Op de boeken van de administra- teur Kooiman waren de rapporteurs vol lof. 15-01-1933: Benoemd in de telefooncommissie met F. de Boer en M. Zee. 

Voor benoeming van een administrateur voor de kerk zegt W. Kooiman, die reeds 7 jaar adm. is geweest, dat het dit jaar wel eens moeilijkheden kan veroorzaken doordat hij veel van huis is en soms langere tijd in het buitenland zal vertoeven. Geeft moeilijkheden omdat Kooi- man ook de kapitaaldienst beheerde. Jb. Groot wordt mede benoemd en Kooiman voor de kapitaaldienst en op 16-03-1933 wordt de benoe- ming weer aanvaard. 

21-09-1933: Broeder Kooiman verzoekt om ontheffing uit het ambt als Diaken en tevens ook als administrateur. Ernstig en breedvoerig wordt hierover gesproken temeer omdat de redenen daarvoor bij de kerkenraad niet bekend zijn. 

Dit is het einde van de levensloop van Wullemke, met dank aan fam. Mantel- van Dokkum en Maarten Timmer.

De klok is aangekomen