Van Bakkershoek tot Bokkepadje

auteur: Monique Burger, 28 december 2017
bron: jaarboek 2023

Na decennia van wonen en werken in Amsterdam, keerde ik in 2016 terug naar mijn geboorteplaats Andijk. Ik kocht een schilderachtig huisje aan het Bokkepadje langs de dijk en leerde al snel mijn buren van het padje kennen. Even verderop, aan het Barnpad, bleek ook een pittig stel te wonen, Piet en Trienke Mantel. We raakten aan de praat en Piet vertelde me honderduit over het Bokkepadje, het Barnpad en de Bakkershoek. Het leek me aardig om zijn verhalen op te tekenen voor het nageslacht.

Ik organiseerde een burenmiddag waarbij Piet ons mee zou nemen in de geschiedenis van ons buurtje. Op een koude woensdagmiddag in december 2017 komen vijftien buren bij elkaar in het theehuis achter het woonhuis van Piet en Trienke. Binnen is het behaaglijk en langs de wand heeft Piet oude foto’s opgehangen. We kijken onze ogen uit en Piet begint al te vertellen over de Biggen en de Kaken, ik schakel mijn voicerecorder in, wil al zijn verhalen vangen. Na de thee lopen we over het Barnpad naar de dijk. Piet wijst naar rechts: “Hier stond een smederij. Piet van Heezen is hier geboren. Een paar maanden na zijn geboorte verhuisde het gezin en begon Sjoerd Hoekstra erin, de vader van Gerrit en Alfred.”

De storm

We beklimmen de stenen trap en staan op de dijk. Piet: “Stel je voor: honderd jaar geleden was hier de Zuiderzee met eb en vloed. De dijk was in ieder geval zo’n tachtig centimeter lager dan nu. De berm onderaan de dijk, langs de weg, was er ook niet: daar was een smal pad dat voor de huizen langs liep. De dijkgracht liep hier niet voor, maar achter de huizen langs, en de huizen stonden vlak aan de dijk. ’t Was 1916, halverwege de Eerste Wereldoorlog, en de storm kwam. Het stormde al een paar dagen. Zuid, zuidwest, hij ging noordom, en het was vloed. De Afsluitdijk was er natuurlijk niet en de storm stuwde al dat water vanuit de Noordzee en Waddenzee deze kant op. Toen het weer begon te ebben, hield de storm uit het noordwesten veel van het anders terugvloeiende water uit de Zuiderzee tegen, zodat het hoger bleef dan normaal. Met het volgende vloed-tij werd het water door de aanhoudende storm opgestuwd tot voor hier ongekende hoogte.”

lees meer over de storm

Hulde

“In de middag van 13 januari zaten de mannen in de oude gereformeerde kerk nog stoelen en banken te verhuren. Dat heeft toen 2247 gulden opgebracht. Maar in de nacht van de 14e begon het dermate te stormen dat men toch zeer beangst werd en de noodklok luidde. Alle hens aan dek! Om een lang verhaal kort te maken, de dijk is van Wervershoof tot aan de vuurtoren op zo’n dertig plekken aan de binnenkant weggezakt. Ze hebben het zoveel mogelijk proberen te beperken door er zeilen overheen te leggen, zodat het water makkelijk terug kon. Ook de stenen weg op de dijk met het puin eronder was een zwakke schakel. De puinlaag vulde zich met zeewater waardoor de dijk extra week werd. Mijn moeder was toen negen jaar, die wist nog dat mijn opa Mantel met gewichten op de dijk stond, stenen aan de ene kant en 50-ponds gewichten aan de andere kant, om het zeil vast te leggen. Enorme golven, en met een of twee man stonden ze hem boven op de dijk met touwen vast te houden zodat hij niet in de zee gezogen werd. Er waren dijkdoorbraken bij Anna Paulowna, bij Durgerdam, bij de Veluwe, en ook Marken had veel schade. Hier in Andijk hebben ze het net kunnen houden. Hulde aan de stoere bevolking!”

Mosterdpotten

“De plannen om de Zuiderzee af te sluiten werden weer uit de kast gehaald. Ik heb in de kast nog allerlei van die plannen liggen. Er was ook het plan om de dijk te verhogen en te verbreden. In Andijk begonnen ze meteen provisorisch de dijk te herstellen, met zandzakken en dergelijke. Op heel veel gedeeltes stonden de huizen strak aan de dijk, die stonden in de weg, en er werden zo’n 320 huizen onteigend, gesloopt en verrold.
Deze hoek, de Bakkershoek (die werd zo genoemd omdat hier al 250 jaar lang bakkers werkten, er waren altijd een of twee bakkerijen) was echt een hoek in de Zuiderzee. De Proefpolder bestond nog niet. De hoek was belangrijk voor de scheepvaart. Er was een steigertje met wat bootjes en er werd op ansjovis gevist. Op de plek waar nu nummer 223a staat, stond café De Nieuwe Aanleg (daarvoor De Meiboom genaamd), en daarnaast was de doorrijstal voor de bezoekers van het café die te paard of met de sjees kwamen. Voor zover ik weet was tussen het café en de doorrijstal de ingang naar het Bokkepadje.

Rond 1910-1914 stonden er al wat huizen en toen zijn ze begonnen wat winkels neer te zetten. Op ons pad, zo over de weg heen, stond een heel grote boerderij waar tot 1897 de firma Rood in zat, de zaadhandel. Die is in 1914 gesloopt. Daar zijn toen ook een paar winkels gekomen, dus voor de storm had je daar een prachtige winkelgalerij. De huizen die erachter stonden zag je niet. Het stond helemaal vol met winkels.

Veel werd gesloopt en/of verplaatst – dat begon ongeveer 1920, 1922 -, er zijn toen ook verschillende winkels verrold. Een paar staan er verderop aan de Dijkweg, vroeger Kastelein en Pieter Meindert Bootsman. De muren zijn eromheen vandaan gehaald en het huis werd verrold (op balken en op zogeheten mosterdpotten), zoals ook het winkelpand van Jaap Bootsman aan de Knokkel voorheen, dat kwam ook hiervandaan. De slagerij van Jaap Groot is een meter of vijf achteruit gezet en zo is heel Andijk veranderd. Er kwam een nieuw wegenplan, Kleingouw, Hoekweg, enzovoort. Zie dat huis hier vooraan, dat hebben ze doormidden gezaagd. Het voorste deel is naar de Middenweg verrold. Het huis op nummer 222 is ook een heel eind opgeschoven.”

Een cent de emmer

“In de Bakkershoek stond een grote school, de Warnaarschool. Die is in 1930 ook gesloopt. Het water van de Zuiderzee was zout en er waren tijden dat je gebrek had aan zoet water. Er was een grote waterkelder onder en in droge zomers kon je daar voor een cent de emmer water halen. Achter de brievenbus van dat huis daar, zie je bruine planken op de grond, daar is nog steeds de kelder die ze gebruiken, daar kun je gewoon in staan.

Bovenop de dijk had je een stenen paadje met ernaast wat vlakker spul of gravel. Er reden bussen over de dijk, en de busonderneming stond indertijd hier. Nadat de garage gesloopt is, kwam er een dijkmagazijn. Daar werden de zeilen, de gewichten en de schoppen bewaard voor als er weer eens wat aan de hand was”.

F 2339 De Middenschool, ook wel ‘Warnaarschool’ genoemd, de naam van de meester. Blijkbaar zijn hier tijdelijk, voor het pand werd gesloopt, dijkwerkers in ondergebracht die de humor daarvan wel inzagen.

F2340 Op de foto van rond 1925 ligt voor de schuitenhelling van Maarten Veen, later van Klaas en Piet de Wit. In het huis links van de stolpboerderij van (nu) Dirk Spijker is Minne van Heezen begonnen en na hem Sjoerd Hoekstra.

Het grasveld van 234 tot aan het Barnpad is van het Hoogheemraadschap. Daar mag niet op gebouwd worden: als er calamiteiten komen aan de dijk, kunnen ze daar de spullen op zetten. Ik heb het zelf ook jaren gehuurd. Als ik de grond in de noordwesthoek ploegde, gleed het ploegijzer net over een stuk fundering van de boerderij die daar had gestaan.

Dat stuk groen voor de dijk, voorbij de bocht van het Bokkepadje, stond helemaal vol met huisjes, helemaal tegen de dijk aan. Die zijn allemaal onteigend en gesloopt.

Die grote boerderij van Dirk Spijker is van 1787. Het jaartal staat in het riet, maar het is moeilijk te zien.”

Biggen en Kaken

Piet vervolgt zijn uitleg: “In deze twee huisjes is aan de linkerkant een Nanne Janszn Groot begonnen met de zaadhandel. In 1867 is in dat huis dus de firma Sluis en Groot opgericht. Niet zo lang daarna zijn ze naar Enkhuizen gegaan. Toen kwam dat huis te koop. Het Barnlandje, waar ons huis op staat, kwam toen ook te koop. Die schuur daarachter stond er toen al, want dat was een zaadschuur, zeer waarschijnlijk ook van de firma Groot toen in het begin. Toen heeft de zaadhandel Rood, die hier nog voor zat, dat allemaal gekocht. In een van mijn boeken staat nog de hele verkooplijst van alle stukken land die toen verkocht werden. Maar dat is het meeste werk van Dirk Spijker, want die knobbelt nog veel meer uit dan ik. Op de plek waar nu nummer 239 staat, stond vroeger het huis van Willem Groen. Het is gesloopt rond 1916. Willem liet voor zijn twee dochters het dubbele woonhuis bouwen dat honderd meter van de weg af staat (vroeger Huize Dijkzicht). Mijn opa Klaas Mantel is met Marie Groen getrouwd, een van de dochters. Aan de andere kant is Jantje Groen getrouwd met Jacob Groot Pieterszn: de Biggenlijn. Wij waren van de Kakenlijn.

Vroeger, toen ze met de zeilen naar boven moesten, liepen de traptreden schuin naar de dijk toe, zodat je niet achterover zou glijden. Een jaar of 25 geleden hebben ze dat helaas veranderd. Nu liggen de treden alle kanten op, als het glad is moet je erg uitkijken.”
We lopen voorzichtig de trap weer af en keren terug over het Barnpad.

En zo waren wij even op een klein stukje van de 126 kilometer lange Westfriese Omringdijk, daterend van circa 1250. Weer binnen in het theehuis steekt Piet van wal over de mensen die vroeger in onze huizen woonden of op de plek waar nu onze huizen staan. Veel familie van Piet, hij weet eerst bijna niet met wie te beginnen.

“Op nummer 232 woonde mijn opa Piet Groot. Mijn moeder is daar geboren. Mijn vader is geboren in het huis waar we nu wonen. Het waren dus altijd al buurkinderen en ze waren ook al vrij jong met elkaar. Helaas voor mijn vader is ze rond haar achttiende verhuisd naar de Kleingouw die toen aangelegd werd, daar zijn ze toen een nieuw tuindersbedrijf begonnen. Voortaan moest hij op de fiets of op klompen naar z’n Grietje.

Voor de dijkverhoging hadden ze natuurlijk enorm veel klei nodig. Verderop zie je een geel gebouwtje, daar was vroeger een put, van weduwe Tensen. Oostop zijn er een paar kleiputten gemaakt zoals de Visput en de speeltuin achter Karreman. De Koopmanspolder is een meter of drie, vier afgegraven. Later is daar weer andere grond in gekomen. Op de dijk was een smalspoortje voor het transport van de klei.”

Bokkepadje

Waar die naam vandaan komt? “Er stonden hier allerhande hokjes voor geiten en konijnen, en er was de bok van nummer 228, die overal heen ging. Of de geiten kwamen naar de bok, dat gebeurde ook. Mijn zus Nel en wij woonden in het huis achterop het Bokkepadje, op nummer 226. Mijn zus had een vriendin, Pietje Kwantes. Dat was een mooi stel bij mekaar. Wij hadden ook wat geiten, en de buren hadden een bok. De vriendinnen wilden een geintje uithalen en gingen naar buurman Kees toe, die in zijn knappe kleren was. Ze zeggen tegen hem: ‘De geit moet zo ongeveer bevallen, ken je efkes kijke?” Buurman Kees kruipt in het hok, totdat die meiden roepen: “1 april!”

Emigreren

“Eerst woonde er een Pieter Prins, bijnaam Jeruzalem, daarna heeft er een Jan Broer gewoond en daarna Dirkje Butterman. Later is die familie naar Canada geëmigreerd. Voor 1940 waren er al wat Andijkers geëmigreerd en na 1945 vertrokken er maar liefst zo’n vijfhonderd Andijkers. Dat was een hele aderlating voor Andijk. De eeuw ervoor was hier veel grasland. Maar omdat de mensen allemaal een bouwtje moesten hebben, is er toen veel gras gescheurd. Men ging groente en vroege aardappelen verbouwen. En de tulpen kwamen op, zo rond 1900. Er was land tekort, er was behoefte aan wat kleinere stukjes grond. Dat was ook een van de dingen waarom veel mensen geëmigreerd zijn, naar Canada, een paar naar Amerika, Australië, ik had zelf drie zusters in Australië.

Mijn vader en moeder zijn begonnen op de plek waar nu nummer 234 staat. In 1948 kochten ze het huis van Prins en zijn ze achter op het padje gaan wonen, tot ik een jaar of zestien was en we weer naar het oude stekkie van mijn vader verhuisden. Het huis werd toen nog Huize Dijkzicht genoemd. Daarna is het nog een paar keer verhuurd, een Zee en een Karreman hebben erin gezeten en toen kwamen Trienke en ik er wonen. Onze kinderen zijn er geboren en we hadden daar ons bedrijf.”

Opoe Pietertje

“Terug naar het huis van Opa Piet Groot. Mijn opa is de winner van het ‘Vlammenspel’. Het is een kouwe grond-tulpje, niet om te broeien in een kas. Ik denk dat ik ongeveer de enige ben die er nog een hoekje van heeft. In 1942 is de tulp geregistreerd als Vlammenspel, ik zeg vaak: het is het oorlogstulpje. Aan de andere kant van het pad heeft Opa Piet de schuur gebouwd, met de voorkant voor Opoe Pietertje. Dat was een oude dame, de laatste die nog een hultje op had. De achterkant was een bollenschuur, dat is altijd zo geweest.

Opoe Pietertje was een pittig wijffie, ze kon ontzaglijk lopen. Waar nu De Drie Kronen staat (de aaneen gebouwde woningen op de nummers 229, 230 en 231) stond vroeger een boerderij. Die is in 1902 afgebrand. Opoe Pietertje liep helemaal oostop ergens aan de Dijkweg en zij zag daar vandaan dat er hier een boerderij in brand stond. Op de funderingen is De Drie Kronen gekomen. Dat is gebouwd als een soort armenhuis van de Hervormde Kerk. Onder het linker huis moet nog een grote kelder zitten. Op oost had je op het Kerkepad de Lange Jammer, zo werd het ook wel genoemd. Je kunt het je eigenlijk niet meer voorstellen. Voor de verkaveling kon je met de schuit tot aan het huis van buurman Leijen komen. Eerst had je het brandstoffenboetje en daar stond vroeger een schuur. Als jochie vond ik het altijd zo vreemd dat de koppen van de spijkers net uit de planken staken. Het verhaal was dat ze daar wel een schuur mochten zetten, maar dat hij wel demontabel moest wezen en dat je met de klauwhamer de spijkers er zo weer uit kon halen.

F2341 Maandag wasdag, ook voor de bewoners bij het Bokkepadje. De was werd op de dijk te drogen en te bleken gelegd. Op de foto v.l.n.r.: Antje Leijen-Doef, Annie Jongsma, Jantje Snoeijers-de Graaf en Grietje Mantel-Groot.

Mijn vader was bollenbouwer. De buurvrouwen kwam allemaal te tulpen pellen. In de pelderstijd konden de bakkers het brood bij wijze van spreken bij de deur leggen: de vrouwen hadden geen tijd om te betalen, dat kwam aan het eind van de rit wel. Ook hadden ze geen tijd om naar de kapper te gaan, hun haar werd toch weer stoffig. Dus na de pelderstijd kregen de kappers in Andijk het altijd erg druk, moesten alle vrouwen weer een nieuw permanentje en zo. Was altijd wel gezellig.”

Bijnamen

“Daar hangt een foto van de Zeven Heertjes. Die zijn allemaal vernoemd naar opa Heert, die zit er ook bij. Mijn vader was Heert van Kaak, mijn opa ook al hoor, trouwens, en ik vind het helemaal niet erg als ze me Kaak noemen. Daar heb je Heert Boompie, en Heert Koppekont, de post (beambte). Hele lijsten. Nu zijn de bijnamen aardig uitgestorven, wij worden bijna niet meer zo genoemd. Piet Schuurman, die had een vierwielig Agria-trekkertje voor het rooien van aardappels. Ik heb nog weleens heel lang met het telefoonboek op schoot naar zijn echte naam gezocht. Het was altijd Piet Bil. Ik kreeg ook weleens brieven met als adres “Piet Mantel Kaak”, die kwamen gewoon aan. Ergens heb ik nog een kaart liggen, gericht aan “De jongedochter Grietje Groot met haar 9e verjaardag, ten huize van Piet Groot.” Verder stond er geen huisnummer op, en alleen “Achter De Nieuwe Aanleg van G. Smit.”

Tot slot

Piet heeft nog een leuk verhaal over waar de naam Andijk vandaan komt:
“Er zaten Enkhuizenders op de tuinbouwschool in Andijk. Als die weer eens aan het opsnijden waren, zei ik weleens: “Weet je wel hoe Andijk ontstaan is? De mensen uit Enkhuizen, de dissidenten, die werden aan de dijk gezet, en wat zijn dissidenten? Dat is het beste volk, die hebben karakter, en jullie durven nergens tegen in te gaan.” En dat konden die Enkhuizenders natuurlijk niet hebben. Je kunt wel zien wat er allemaal uit gegroeid is en wat hier allemaal uit ontstaan is, bijvoorbeeld Coöperatie Akkerbouw en de zaadfirma’s, en niet voor niets zijn er zoveel van die beste mensen geëmigreerd ook.

Een paar weetjes over sloten. De sloot die hiervandaan naar de dijk gaat heet de Barnsloot. Barn betekent warmte, en dat had ook te maken met brandnetels, ruig land: hier was ook een hoop ruig land, daar is waarschijnlijk de sloot naar vernoemd. Barn heeft ook iets met ‘schapenboet’ te maken. En de Lange Deelensloot, die hier tot aan de weg aan toe liep, was vroeger de grens tussen Andijk-Oost en Andijk-West.”

Vervolgens wordt er gezellig met elkaar nagepraat over de foto’s, er wordt weer koffie gedronken en wijn en bier. We geven Piet de bon en de bloemen, Piet bedankt ons voor de bon en Trienke is zeer verheugd met de bloemen. Om vijf uur gaan de eersten naar huis. Het regent hard. Maar dat geeft niet. We hebben de verhalen.