Emigratie
auteur: Jaap Prins
bron: Jaarboek 2013
Jaap en Akke Prins
Mijn naam is Jaap Prins en ik ben geboren in de Kathoek, in het grote gezin van Jacob Prins en Dina Sluis in 1926. Toen ik slechts 4 maanden was, verhuisden we allen naar Andijk West, naar Honk, dat toen die naam kreeg. In het begin van die eeuw waren al verscheidene van de Prins- en Sluisfamilies naar Amerika gegaan. In 1936 ging ook mijn oudste broer Jan en zijn gezin naar Canada. Tegelijk met Jan Brouwer en Gerrit Prins Dzn. van Andijk Oost. Allemaal verhuisden zij naar de provincie Alberta. Om meteen een begrip van ruimte te geven: de provincie Alberta is 17 maal groter dan Nederland. Het was erg dunbevolkt. Slechts 1 of 2 miljoen inwoners in die tijd. De emigranten kochten allen land in de buurt van de plaats Lacombe, dat is ongeveer halverwege tussen de twee grote steden Edmonton en Calgary.
Dus sinds mijn jeugdjaren had ik geregeld brieven uit Canada gelezen en vergeleken met ons ploeteren op de bouw in Andijk. Het landwerk in Canada leek me fantastisch mooi toe! Met paarden en tractors. Elke farm een vierkant blok van 64 ha. En vaak 3 of 4 van die blokken (quarters) per farm. Bijna onbegrijpelijk voor ons, die op knieën aan het aardappels en/of tulpen rooien waren. Mijn broer Roel vertrok in 1939 naar Canada.
Ik kwam in 1940 van school en werkte tot 1946 met broers Piet en Joost op de bouw. Ik werd opgeroepen voor militaire dienst en uitgezonden naar Indonesië, waar ik in 1950 weer vandaan kwam. Piet was in 1948 naar Canada gegaan en mijn vader en broer Joost waren intussen overleden. Het bedrijf werd overgenomen door zwager Piet Doef die al sinds 1942 ook in Honk woonde. Samen met broer Nanne Bram heb ik nog 3 jaar een bouwerij gehad. We huurden het land van moeder. Maar Canada was voor mij altijd het land van de toekomst.
In januari 1954 ben ik getrouwd met Akke Nijdam, die in Amsterdam was opgegroeid. Haar ouders hadden een melk- en kruidenierswinkel. Haar vader Dirk Nijdam kwam uit Friesland, haar moeder Dieuwertje Sluys Wdr. van Andijk. Akke was een jaar of 3-4 verpleegster in Enkhuizen en later in Medemblik. We gingen het voorjaar van 1954 naar Canada, ook naar het Lacombe-district, waar Jan, Piet en Roel op farms woonden.
Ik werkte de eerste zomer op een boomkwekerij, maar al in de herfst op een farm. En het volgende voorjaar ging ik naar een andere farmer, John Stone. Dat was ongeveer 40 km van onze woonplaats Lacombe, waar we ongeveer 7 jaar gewoond hebben.
Daar heb ik het vak geleerd en wat geld verdiend, waarvan we probeerden te sparen. We hadden het goed daar. Vrij wonen en ik kreeg een deel van het melkgeld en kon ook een deel van de koeien kopen om een veestapel op te bouwen. Toen we daar vandaan gingen, konden we 20 beesten meenemen, jong en oud. Dat was zo’n beetje in de trant van die andere vader Jacob, uit de Bijbel, die ook 7 jaar voor zijn schapen en geiten werkte.
Wij kregen in die tijd drie kinderen: J. Peter, Doreen en Dick. In het voorjaar van 1963 konden we een farm kopen, 16 km benoorden Lacombe, 2 quarters (128 ha).
Doreen, J. Peter en Dick
Hooitijd
Nogal heuvelachtig, zand, klei en zwarte grond, van alles wat dus. Het was nogal verwaarloosd land met een erg oud huisje, zodat de boeren er daar geen heil in zagen om dat te kopen. Wij ‘kregen‘ het daarom voor een redelijke prijs. In die tijd werkte men nog veel met paarden, hoewel ik nooit landwerk als zodanig heb gedaan. Daarna kwamen de tractoren er voor in de plaats. Ik kocht een tweedehands Ford 8N, later een John Deere AR.
Dat was in 1963 toen West Canada een goede graanoogst had. Maar in Rusland was een misoogst, zodat de VS veel graan van Canada kochten. Daardoor stegen de graanprijzen en ook de waarde van het land verdubbelde. We hadden dus net nog op tijd gekocht! Dat zijn dingen die je zelf niet in de hand hebt. Je moet de zegen van boven mee hebben. Hetzelfde geldt voor gezondheid. We zijn nooit langdurig ziek geweest en hebben nooit grote ongelukken gehad die onze levenswijze beïnvloedden. We verbouwden gerst en haver, we hadden gras- en hooiland. Eerst waren er tien stuks melkvee, later werden dat 20-25 koeien en een 100-150 varkens. Varkens waren in die tijd het meest winstgevend. Ik denk omdat de graanprijzen in die periode zo laag waren.
Toen in de jaren zeventig de melkprijzen veel beter werden door het quotasysteem (= teelt- vergunning), ben ik overgegaan naar alleen nog maar melkvee. Ik molk toen 35 koeien. We konden zelfs een nieuw huis bouwen, wat eigenlijk niets kostte, want de boerderij werd er zoveel meer door waard.
In 1982 waren onze kinderen het huis uit. J. Peter woonde in Calgary en later in Lacombe. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen. J. Peter is bouwvakker. Hij bouwt hoofdzakelijk huizen en schuren. Doreen is ook getrouwd en woont in Vancouver, 1.200 km verderop. Dick is elektricien in Edmonton en later in Vancouver.
Eigen farm, 1963
Veevoeren in wintertijd
Hierdoor was ik meestal alleen om het land en het vee te verzorgen. De landprijzen waren een stuk omhoog gegaan. De vooruitzichten voor het boerenbestaan waren daardoor ook veel aantrekkelijker. Onze farm had echter vernieuwing van gebouwen en machines nodig, waar ik tegenop zag. Dus ik stelde zoons J. Peter en Dick voor om het te kopen. Dick voelde er niet veel voor, maar Peter wilde het wel proberen. Hij zat in de huizenbouw en had een paar man voor zich werken, hoewel hij zelf nooit thuis was. Op een boerderij is wel altijd werk maar je bent altijd dicht bij huis zodat hij in 1983 de farm overnam. Peter heeft toen eerst nog een nieuw huis voor ons gebouwd op de noord quarter (ons tweede nieuwe huis)! We hebben dus 40 jaar op de farm waarvan 20 jaar, tot 2003, in dit nieuwe huis gewoond.
In de jaren zeventig woonden we met vijf broers van Honk hier bij Lacombe in de buurt. Nanne en Maaike waren namelijk in 1967 ook geëmigreerd. Ze wonen nu in Rocky Mountain House. Jan is in 1983 overleden en Piet in 1997. Roel woont nu in een seniorenhuis in Lacombe. Onze neef Johan Doef woont hier ook bij Lacombe. Hij heeft grote kassen met pepers, komkommers en tomaten.
De eerste jaren nadat ik de farm verkocht, hielp ik nog vaak met melken en landwerk. En nu zijn zelfs de tractoren voor een groot deel computergestuurd, om van melkmachines maar niet te spreken. Ik laat het graag aan anderen over.
De tweede trekker John Deere AR, 1967
Ons huis in Lacombe
Tien jaar geleden kochten we een huis in de stad Lacombe, nu 13.000 inwoners. Een mooi huis met een mooie tuin. Er staan bloemen en vijf appelbomen in. Prachtig. We wonen dicht bij de winkels, de kerk, de dokter, de ziekenhuizen, enzovoort.
Reken erop dat de winters hier lang zijn, van november tot maart. Maar ook wel met veel zonneschijn. Soms erg koud. Dus we hebben vaak mooi weer. De sociale voorzieningen zijn evenals de zieken- en ouderenzorg ongeveer zoals in Holland, denk ik. We hebben de laatste jaren heel wat afgereisd. Per vliegtuig o.a. naar Nederland en per camper door Canada en de VS. We zijn blij hier te zijn en dankbaar voor al de zegeningen die we ontvingen. We hebben nu 9 kleinkinderen en 1 achterkleinzoon.
Zou ik daar over schrijven, ik vrees dat niemand me meer geloven wil!