Bijenhouden in Andijk, 1950-1960 Een korte impressie
auteur: Jaap Meyles
bron: Jaarboek 2017
Door de ontwikkeling van de zaadteelt in Andijk kwam het houden van bijen in de belangstelling te staan. Want voor het bestuiven van de bloemen om een goede zaadoogst te krijgen, nemen de bijen een zeer groot deel voor hun rekening. De veelheid van bloemen is dan ook zeer uitnodigend voor de bijen om stuifmeel of nectar te verzamelen om ervan te leven en te overleven. In de meeste gevallen waren de liefhebbers van het bijen houden hobbyisten die dit voor hun plezier deden. De honingopbrengst en de verkoop ervan zorgden er voor dat de gemaakte kosten redelijk werden terugverdiend. Het nuttige en aangename werden met recht verenigd.
Enkele advertenties uit oude jaargangen van BIJENhouden, het maandblad van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging:
Januari 1920: 25 kg Zuivere bloemenhoning te koop tegen de prijs van 30 ct. per pond. P. Groot Jbzn., Andijk Oost, “Naast de Meiboom”.
Januari 1922: Te koop: 10 bijenkasten met enige korven. Inlichtingen en verkrijgbaar bij: D. Prins Gzn., Andijk Oost. Januari 1924: Te koop aangeboden: 8 kasten 10 raams en 10 kasten 8 raams. Alle 1 jaar gebruikt en volledig. Te bevragen bij: J. Prins, Andijk Oost.
Januari 1933: Te koop 50 kg Zomer slingerhoning, oogst 1932 onder Rijksmerk à f.1.- per kg, in bussen van 10 1/5 en 2 1/5 kg. Franco thuis, onder rembours. A.G. Dekker, Andijk West.
Januari 1939: Te koop 150 pond zeer fijne slingerhoning, oogst 1938. In nieuwe pond flacons, netto 35 ct. per pond. Ook in gedeelten. H. van der Leek, Dijkweg 38, Andijk Oost.
Als leerlingen van de Idenburg school werden wij, Matthijs Horjus, Jaap Meyles, Ate Pijpker en Gerard Weverink, enthousiast gemaakt om bijen te houden. Meester Faust en Meester Van Schooneveld, beiden imkers in hun vrije tijd, deden hun best daarvoor. Door het lidmaatschap van de Bijenteeltvereniging, afd. Andijk, leerden wij ook de andere bijenhouders van Andijk kennen en werden gelijk op weg geholpen in deze hobby. Niet alleen het praktisch omgaan met de bijen werd je bijgebracht, maar wat doe je, waarom en op welk tijdstip? Beide schoolmeesters leerden je ook goed op de bijen te letten in hun gedrag en aanvliegroute. De kleur van de stuifmeelklompjes aan de achter poten vertelden veel van de herkomst ervan. Om te voorkomen dat er zwermen ontstonden, leerde je de doppen te vinden en te herkennen waarin de jonge koningin wordt gekweekt. Deze weg te halen en het ‘luisteren’ met het oor aan de kast naar het ‘kwaken’ van de koningin en het antwoorden van de jonge koningin, nog in de dop. De volgende dag komt er dan een zwerm. En je leerde vooral rustig aan het werk zijn.
Kortom, wij waren goede leerlingen en wisten ons vrij snel te redden in deze hobby. Zelf kreeg ik een kast met een broed- en honingkamer, compleet met een bijenvolk erin, van oom Adriaan Dekker van de Geuzenbuurt. De anderen werden ook op deze manier geholpen door de mede-imkers. Een kleine anekdote die ik toen meemaakte als schooljongen: van de familie Dijkman had ik bericht gekregen dat daar een bijenzwerm in de fruitbomen hing. Mijn eerste zwerm die ik ophalen mocht! En die werd alras geschept. Maar de fam. Dijkman woonde vlakbij de Idenburgschool en meester Van Schooneveld vertelde dat hij een kast had waar een zwerm was uit gevlogen. De conclusie was duidelijk, maar ik had er niet zoveel zin in de zwerm bijen zomaar over te geven. Meester Faust kwam met een Salomonsoordeel: er werden bijen van de zwerm geplukt, in een lucifersdoosje gedaan en met aardappelmeel een beetje wit gemaakt en vervolgens losgelaten op de vliegplank van de desbetreffende kast waaruit een zwerm was weggevlogen. Wat gebeurde er? De bijen werden niet toegelaten, zij hoorden hier dus niet thuis. De zwerm was voor mij om een tweede kast te bevolken. Zo’n voorval vergeet je natuurlijk nooit meer.
De Bijenteeltvereniging afd. Andijk had toen een aardig ledenbestand: H. van der Leek, G. van der Leek, F. de Boer, P. Rusting, A.G. Dekker, J.W. Faust, Th. van Schooneveld, K. Ruiter, J. van Belkom, M. Horjus, A. Pijpker, H. Ruiter, H. Dijkman, J. Meyles, G. Weverink en K. Tensen. Binnen het verenigingsverband werd veel samen gedaan. Er werden o.a. een paar honingslingerapparaten aangeschaft die per toerbeurt konden worden gebruikt. Ook materiaal voor de kasten werd gezamenlijk ingekocht bij het Bijenhuis in Wageningen. De aankoop van accijnsvrije suiker om in september aan de bijen te voeren, was altijd een aardige uitgave. Je kunt in de zomer de vergaarde honing wel weghalen, maar dit is de wintervoorraad voor het volk en die moet weer worden aangevuld.
Een steeds terugkerende zaak was het reizen met de volken naar interessante oogstvelden, zoals de fruittuinen, waar veel stuifmeel werd gehaald door de bijen. De fruit kwekers stelden het zeer op prijs dat wij kwamen met de volken. Onze bijenvolken werden naar de koolzaad velden in de Wieringermeer gebracht. Het vervoer van de kasten werd gedaan door de firma Hielke Bultsma. Vroeg in de morgen moest dit gebeuren. Groot was de hilariteit wanneer de kast niet goed gesloten was en de bijen er uit konden gaan met alle gevolgen van dien. Het plaatsen ging secuur, op balken en waterpas, zodat de kasten goed recht stonden.
Na het koolzaad gingen wij weer snel naar huis met de volken want dan was het de bloeitijd van de ’stullen’ (wittekool voor zaad) wat in die tijd veel werd geteeld in Andijk. De honing van beide typen plant was hetzelfde van samenstelling en smaak. Het enige nadeel was het snelle kristalliseren, ’versuikeren’ er van. Lang bewaren was dan ook niet aan de orde. De geoogste zomerhoning van de diverse bloemen daarna was veel vloeibaarder en smaakvoller. Helaas werd de smaak soms zeer sterk beïnvloed door het aanvliegen van de ’zetuien’ (uien voor zaad) door de bijen. Veel tuinders contracteerden deze uien bij de zaadhandel vanwege de goede financiële opbrengst. De uiengeur rook je al bij het openen van de kast en ook de smaak van de honing werd hierdoor beïnvloed.
Zelf ging ik privé liever naar de witte klavervelden in de Wieringermeer. Deze gaven een voortreffelijke honing en vaak een hoge opbrengst vanwege de grote oppervlakte en sterke volken in die tijd van het jaar. Ze stonden daar wel een langere tijd dan bij het koolzaad en je moest er steeds naar toe om ze te verzorgen, maar dat hoorde erbij. Een aardig voorval: de boer waar ik toen stond was een paardenfokker en zijn paarden liepen vlak naast de klavervelden. Nu heeft een bij een hekel aan de paardengeur, net zoals de zweetgeur van mensen, dan worden ze enigszins agressief, vooral als je aan het werk bent in de kast. Wanneer je zelf gestoken wordt kun je dat zien en de angel eruit halen, maar bij een paard niet. Die paarden moesten een tijdje weg en aan de boerin heb ik gevraagd of dat mogelijk was. Natuurlijk kon dat. Ze zei: “Je pakt dat dier mee (ze wees haar aan) en brengt haar naar het andere stuk land, want dat is de leider en de rest volgt wel”. Dat zag ik niet zitten en heb toen een jonge zoon gevraagd dit voor mij te doen en dat ging prima. Mijn respect voor paarden is nog steeds groot.
De verzorging van de volken vraagt de nodige aandacht en tijd. En die tijd werd lastig, andere dingen kwamen in je leven en het bijenhouden werd daarom te veel. Bovendien werden de volken aangetast door de varroamijt ziekte. De liefhebberij werd daardoor steeds minder. Ook de andere jeugd liefhebbers waren er al mee gestopt. Door het verhuizen van leden naar elders en door overlijden was het ledenbestand van de afdeling Andijk tot het minimum gekrompen en de Bijenteeltvereniging afd. Andijk ging toen op in de afdeling West-Friesland. Tot nu toe zijn de leden daarvan zeer enthousiast bezig met hun hobby.
Van de foto’s in dit artikel is de herkomst niet meer te achterhalen. Mocht je in het bezit zijn van een originele foto van betere kwaliteit, dan zouden we deze graag ontvangen. Natuurlijk willen we altijd de na(a)m(en) toevoegen van de eigenaar van de foto.
Jaap Meyles bij de bijenkasten