Jeltje Ruiter – Haagsma 23 maart 1924 – 14 december 2015
auteur: Joost Doef
bron: Jaarboek 2017
Jeltje Haagsma op 18-jarige leeftijd
In 2011 heeft Joost Doef het levens verhaal van Jeltje Ruiter-Haagsma vastgelegd. Ze wilde graag een boekje hebben waarin al haar belevenissen staan.
Joost en Jeltje hebben zeven keer rond de tafel gezeten om een en ander vast te leggen. In de samenvatting die we hier publiceren laten we haar zelf aan het woord.
“Met mijn ouders verhuisde ik als meisje van 6 in 1930 uit Sexbierum naar Andijk. Een hele belevenis want de Afsluitdijk was toen nog niet klaar. We gingen met de vrachtauto naar Harlingen en met de vrachtboot naar Enkhuizen. Vervolgens weer met een vrachtauto naar Andijk. Het leek wel een emigratie. De familiecontacten werden een paar keer per jaar met de Staverse boot en de trein onderhouden. Een paar keer slechts want meer geld was er niet. Later ging ik op de fiets naar mijn grootouders. Moeder bracht me een stukje weg tot Medemblik. Vader en moeder hadden zelf geen vakantie. Op het fietspad van de Afsluitdijk kwamen machtige indrukken op me af. Het sluizen complex en het monument. Het was een avontuur”.
“Het was in de hongerwinter 1944. We hadden in de oorlog allerlei veranderingen op de Afsluitdijk waargenomen: bunkers, versperringen en overal wachtposten en afzettingen. Afschuwelijk, onze mooie dijk zo toegetakeld. Mijn vader was tuinder dus we hadden genoeg bonen en erwten. Toen zijn vader en ik naar mijn grootouders in Friesland gegaan om hen iets te brengen. Samen ging we er op af met alle risico’s van dien. De Afsluitdijk is de voornaamste schakel tussen Friesland en Noord-Holland. Ik heb respect voor ingenieur Lely die het ontwerp maakte”.
“Voor we trouwden heb ik verschillende hobby’s gehad. Korfbal deed ik twee jaar achter de Meestoof. We hadden toen drie vakken in het veld. Nu zijn dat er twee natuurlijk. Verzamelen deed ik verschillende dingen. Sigarenbandjes die ingeplakt werden. Postzegels en papiertjes van sinaasappelmerken ook. We wisten precies wanneer er weer een zending sinaasappels bij de groenteboer binnen kwam. En speeldoosjes. Als er maar muziek uit komt. Vroeger hield ik al van organiseren van allerlei dingen. Ook oppassen en handwerken. Ik hield van kamperen met de J.v.O., de Jeugdbond voor Onthouding. Het lopen met collectebussen. Laatst kreeg ik nog een bedankje omdat ik dat 30 jaar had gedaan. En ja, stijldansen! Ik was gek op dansen”.
“Mijn vriendin Klaasje Zwier, met wie ik 80 jaar bevriend was, kreeg Alzheimer. Ze is vorig jaar overleden. Zo zie je dat alles zo snel achteruit kan gaan. Het is dus belangrijk om veel dingen op te schrijven voor het te laat is. Anderen hebben mij ook weleens gevraagd om dat te doen. Het lijkt me wel leuk en interessant voor iedereen die het leest. Met name kinderen en kleinkinderen. Ik zie op tegen het vele werk. En ik weet niet precies hoe dat moet. Maar het is wel belangrijk dat het gebeurt. Nu las ik in de krant dat ik me op kon geven voor een project waar mensen een levensboek voor je maken. Ze zeiden dat het al volgeboekt was. De volgende serie kon zich inschrijven in februari. Nou, ik zei, ik ben 87 en ik weet hoe gauw het veranderen kan. En februari dat vind ik nog een heel endje. Toen kon ik er nog bij. Zo is het gegaan”.
“Mijn mooiste jaren gingen heen met de oorlog. Ik had toen de leeftijd van 16 tot 21. Ja, dat kan ik me nog goed herinneren natuurlijk. Ik zal die tijd nooit vergeten. We hadden onderduikers. Er kwamen mensen uit Amsterdam om eten. Een jochie uit Schiedam kwam bij ons wonen. Ik had een zusje en toen ineens een broertje erbij. Leuk, dat wel. Maar ja, het broertje ging later weer weg. Kleren had hij haast niet van zichzelf. Hij had ondergoed van ons aan. Vader zat in het verzet en ook ik heb daarvoor wel briefjes rondgebracht.”
“Jeltje Kodak, zo noemden ze me vroeger. Ik nam de kinderen altijd op de laatste schooldag op de foto. Duizenden foto’s zijn er hier in huis in allerlei albums. Dus het wordt wel moeilijk om een goede serie te vinden, temeer omdat ik niet veel foto’s van heel vroeger heb. Ook niet van de kleuterschool want daar ben ik niet op geweest, omdat die er niet was. Ik ben ook altijd bezig met het weer. Ik heb laatst bewust geen filmpje in m’n toestel gedaan want ik kan me vaak niet inhouden. Zo mooi! Gisteravond nog. Een donkere lucht in het westen met een mooie lichte, gekleurde streep eronder. Ik kan het zo precies iedere keer uit mijn kamer zien. Prachtig! De liefde voor de natuur heb ik denk van pake Groen. Die leerde me dat aan. Als ik bijvoorbeeld ’s morgens vroeg met hem door de weilanden liep, zei hij: “Meiske, ’s ochtends vroeg is de dag op z’n mooist”.
“Een van m’n kleinkinderen van 19 moest lachen omdat ik een schaar heb meegegeven aan de skeresliep, de slijper. Wat is dat nou oma? Noh, hij begon te kouwen. Ook de grasmaaier is mee. We leven in zo’n andere tijd hè? Want tegenwoordig dan koop je toch een nieuwe? Toen moest ik lachen vanzelf. De skeresliep uit Friesland stalde vroeger z’n hand kar met slijpapparaat hier dagelijks voor ons huis als hij ’s avonds naar zijn huis ging. Ja, daar moest ik zomaar aan denken. Ergens moet ik daar trouwens nog een fotootje van hebben. Maar ik kan het niet zo gauw vinden”.
“De strenge winter van 1929 heb ik bewust meegemaakt in Friesland. We hadden daar óók al water om het huis heen. Er liep indertijd een grote vaart vlak langs ons huis. Vader was vaak baanveger. En als kind kreeg je wel eens een snoepje. En zo wordt het schaatsen je met de paplepel in gegeven. De Elfstedentocht ging dus vlak bij ons langs. Later ging ik met Klaas vaak mee hier en daar heen. Hij reed vaak korte-baanwedstrijden. Zoon Cees reed de Elfstedentocht nog mee in 1997. Hoewel niet officieel”.
Trouwfoto Klaas Ruiter en Jeltje Haagsma September 1945
Uit Friesland vandaan kwamen we terecht op het padje naast de pastorie van de Nederlands Hervormde kerk, op Buurtje. Er stonden drie huizen, wij woonden in het laatste. Een dubbel wit huis. Er woonden tamelijk veel kinderen. Dat was voor mij anders dan ik gewend was. Het was prachtig. En ik ging vrijwel gelijk naar school. De buurmeisjes speelden met mijn speelgoed en ik was met de jongens vaak aan het voetballen. Ik had van pake en beppe een lei, een griffeldoos en een sponzendoos mee uit Friesland gekregen. Maar hier schreven ze al met pen en inkt. Na drie jaar verhuisden we over de sloot, op sterk ijs, naar een huis aan de overkant. Mijn ouders spraken Nederlands en geen Fries meer tegen elkaar. Ik woonde er tot we trouwden in 1945. En tot die tijd heb ik in een bedstee geslapen. Dus tot mijn 21ste. Daarna trouwden we en gingen Klaas en ik naar het Kleingouw. We hebben drie kinderen gekregen: Liesbeth, Cees en Meindert”.
“In de landelijke vereniging voor geheelonthouders was er voor de jonge leden eerst de afdeling ‘De Jonge Bouwers’. Mijn leeftijd was ongeveer 12 jaar toen ik er heen ging. We kwamen altijd bij elkaar in de Tent, helemaal op Andijk-Oost, aan de dijk. Er waren allerlei activiteiten. Er was niet veel anders toen. Piet en Annie de Vries-Broeijer hebben heel veel voor deze en andere verenigingen gedaan. Ik heb er veel nuttige dingen geleerd omdat je met elkaar hetzelfde doel had, één ideaal. Later is e.e.a. uit elkaar gevallen. Mijn ouders hebben me nooit aangezet om heen te gaan. Ze lieten me vrij. Zelf waren ze ook lid van de blauwe knoop. Jacob Kaastra heeft zich nuttig gemaakt om het Centrum (op Kleingouw tegenover de Hoekweg) te laten neerzetten als geheelonthouderscafé. Ik vond het nuttig om daarna in het bestuur plaats te nemen. Daardoor kwamen we vaak op allerlei congressen in het land. Voor mij was dit best een belangrijke tijd voor mijn ontwikkeling”.
Geheelonthouderscafé Centrum -ook wel Café Kaastra genoemd- stond bij de driesprong Kleingouw-Hoekweg. Het pand is nu in gebruik als woonhuis en wordt bewoond door Angelique Buis en Henk Jonker.
“Blijde Klanken was de naam van de mandolineclub waar ik in speelde. De geheelonthoudersclub bestond toen niet meer. Toen werd deze muziek vereniging opgericht. Iemand kocht verschillende instrumenten voor f 25 per stuk en we gingen van start. Dit onder de geweldige leiding van Jacob Broer. Het was in de oorlog, dus er waren ook verschillende onderduikers bij die een instrument bespeelden. We repeteerden in de Middenschool op de Hoekweg. Soms moesten we ergens anders heen vanwege de veiligheid van de onderduikers. Toen we weer vrij waren, vertrokken de jongens meestal, dus de mandolineclub waarvan ik secretaris-penningmeester was, hield op te bestaan”.
“Ik heb geen computer want vanwege nekklachten mag ik niet langer dan een half uurtje in dezelfde houding zitten. Maar dat skiet niet op vezelluf. Dus ik maar heel lang blijven typen. Met een zootje carbonnetjes tussen de blaadjes. ‘k Heb veel kinderliedjes overgetikt vanuit boekjes. En revuetjes gemaakt voor kinderen. Dat heb ik 25 jaar lang gedaan. Ook heel veel uren genaaid om kleren in elkaar te zetten voor kinderoperettes. Ik hield van handwerken. Er zijn heel veel dingen in mijn leven die ik gedaan heb: 34 jaar bestuur van Andijks Gemengd Koor, waarvan 18 jaar voorzitter. 30 jaar bestuur Sport en Cultuur in Cultura. Van beide ben ik nu erelid. 30 jaar kantinedienst van de voetbal A.V.V. Een hele poos in het bestuur van de geheelonthouding club. En in 1942 ben ik op de zang gekomen. Dus volgend jaar misschien 70 jaar op het koor als alles doorgaat. Omdat ik ouder word, vind ik belangrijk dat er nu verschillende dingen op geschreven worden”.
“Vroeger vingen we tweemaal in het jaar geld. In de zomer de opbrengst van de aardappeloogst. En in november die van de bollen. Nu is dat natuurlijk anders. Mijn kinderen krijgen maandelijks hun loon. Ze verwonderen zich er dan ook over hoe wij dat vroeger hadden. Ze vragen wel eens hoe dat bij ons ging. Hoe leef je, hoe ga je met geld om als je twee keer in het jaar inkomsten ontvangt? Als er ’s in het najaar geld kwam dan hadden we verschillende verjaardagen in het gezin. En daarna was er Sinterklaas en Kerst. Dat kwam wel mooi uit. En dan leer je met geld omgaan. Het een kon soms wel, het ander niet”.
“In het begin hadden we de kleine kruiser. De haven was nog te ondiep. Alles moest bijna nog gemaakt worden. We konden geniesen bij het steigertje komen. Toen ik het badpak aan, uit de boot en duwen. Klaas was bij de oprichting van een watersport vereniging en stelde de naam “De Kreupel” voor. Vanaf toen, april 1973, waren we nauw betrokken bij de hele ontwikkeling van de jachthaven. Er zijn daar enorm veel activiteiten in gang gezet door Klaas en mij. Mede daar wij er zelf een kruiser hadden liggen. Als je nu de jachthaven bekijkt, merk je dat de ontwikkeling ervan nog niet gestopt is”.
“Eerst was ik aan het pootjebaden in de Zuiderzee. Later werd dat zwemmen in het IJsselmeer. Moeder vond het maar eng. Anderen hebben het mij geleerd. We gingen naar Zwemvereniging de Stroom. Dat was een badhuis, het sleutelkastje was achter het huis van de groentewinkel van Jantje Singer-Reek. Er ging een trap naar boven. Het badhuis kreeg op een gegeven ogenblik een houten veranda. Maar in de oorlog is dat hout natuurlijk allemaal opgestookt. Later zwemmen bij de reddingsbrigade. Ik hield ervan om als eerste en laatste in het seizoen het IJsselmeer in te gaan. Makkelijk toen ik op Buurtje woonde, vlakbij het water. Regenjas over het badpak en hup, over de dijk. Later op het Kleingouw werd het moeilijker. Toen ging ik in zwembad de Flipper. En nu de Zeehoek in Wervershoof. Meer beweging en oefenen is goed en lekker voor me”.
“We hebben 18 jaar gevaren. En dat was een hele mooie tijd. We zaten meestal in Noord-Nederland. Maar daar wordt het nu eigenlijk veel te druk. We meerden zo ergens aan in het land. Nooit in een haven. Later vonden we het beter om dat wel te doen. Weet je, als je vaart, ben je zo vrij. Als je geen zin hebt, blijf je liggen. En als je weg wilt dan ga je weer. We zijn ook enkele keren in Appingedam geweest. Soms ging de hond mee en meestal de vouwfietsen. Later ook de kleinkinderen. Ze hebben het er nog wel eens over. Je hebt gewoon je eigen huisje mee. Prachtig. Wat hebben we er van genoten”.
“Van m’n 6de tot m’n 21ste jaar woonde ik vlakbij de Buurtjeskerk. Eerst in het ene huis, later dwars er tegenover, aan de ander kant van de sloot. Ik speelde er altijd en heb nog bij Louw de Graaf gewerkt, bewesten de kerk. Ook heb ik in de kerk liedjes geleerd en repeteerden we een toneelstukje. Het ging over Mirjam en haar broertje Mozes in het rieten kist. Enkele tientallen jaren later waren Klaas en ik regelmatig aanwezig bij de bouw van jachthaven De Kreupel. Precies op dezelfde plaats als waar ik vroeger vaak achter dijk speelde. Ik kon dus in m’n leven bijna niet om de kerk heen”.
“Per 1 april 1930 ging ik naar de Westerschool. Weggebracht door een broer van moeder, want moeder vond het vreselijk omdat ze alleen thuis achter bleef. Ik heb erg veel handwerk gedaan. Met m’n vierde breide ik trouwens sokken. Dus de breilap kende ik al. Ook de haaklap en de knoopsgatenlap kwamen aan de beurt. Evenals de maaslap en de letterlap. Lakentjes en sloopjes kwamen ook aan de beurt. Als ik nu al die lapjes uit de kast haal en die kleine steekjes bekijk, vraag ik me af hoe het mogelijk was. Zo klein en petieterig allemaal. We hadden een hele goede handwerkjuf: Jannetje de Vries. Tekenen kon ik niet. En rekenen deed ik ook niet erg goed. Taal ging beter. Wel hield ik vroeger al van de natuur. Er is nog een schriftje met gedroogde planten. Meester Swart gaf Engelse les, een half uurtje na de officiële schooltijd. We waren met een groepje van vijf leerlingen. Daarna ging ik als eerste arbeiderskind naar de ulo in Medemblik. Met z’n tienen op de fiets. Op een mooie 2de hands fiets met een nieuwe gabardine jas en regenpijpen. Maar een agenda kon niet meer lijen. Het geld was op. Dus toen gebruikte ik maar een notitieboekje waar van alles in opgeschreven werd. De ulo heb ik niet af gemaakt. Jammer. Mijn moeder werd ziek en ik was thuis nodig om voor haar en Tineke te zorgen. Het rapport van de 2de klas heb ik dus nooit gehad. Ik ben daarna gaan werken. Nu zeggen ze als interieurverzorgster, toen was ik werkster bij een ander. Vaak zwaar werk. Als bijvoorbeeld de was gedaan werd, moest ik eerst water opwarmen op de vuurduvel. In de winter was het wasgoed soms bevroren in de onverwarmde schuurtjes. In het avondonderwijs daarna heb ik verschillende cursussen gevolgd: een naaicursus, ziekenverpleging thuis, moedercursus, EHBO, leiding-geven, Engelse les”.
Gert Jan de Vos bij zijn vrachtwagen in 1949. ‘We zagen hier op ’t Kleingouw alleen Gert-Jan de Vos met ’n vrachtwagen langs komen’.
Foto: Fam. Bom-De Vos
“Vóór Klaas heb ik niet een andere serieuze relatie gehad. Hij kwam wel met zijn vrienden/vriendinnen in het groepje waar ik was. En zo is het gekomen. Toen we op een concours waren groeide er wat. Klaas had al langer een oogje op mij. Andersom helemaal niet. Hij heeft rustig gewacht tot ik uitgetuuld was. Dat heb ik altijd bewonderenswaardig van hem gevonden. We trouwden in september 1945 en kwamen in dit huis wonen. We waren bang dat het huis gevorderd zou worden, want er waren veel anderen die onderdak zochten. Het huis was ons toegewezen vanwege het stukje land dat er bij lag. Daarop kon Klaas zijn tuinderij beginnen. Toch namen we de veiligste weg; wij kwamen in de achterdeur binnen toen de oude eigenaars er aan de voorkant uit gingen. Hier woon ik nu 66 jaar. Klaas was vrachtvaarder en later tuinder. Van zijn spaargeld had hij wat bollenplantgoed gekocht. En van mijn centjes hadden we wat meubelen. We zijn verder met niks begonnen in dit huis. Klaas heeft ook heel veel gedaan naast zijn werk. Hij zat in het bestuur van Akkerbouw. En hij deed ook veel in het verenigingsleven. We zijn 52 jaar gelukkig getrouwd geweest. Klaas was aan het eind van zijn leven ziek. Hij overleed op 5 april 1997. We hebben drie kinderen gekregen. Drie hoogtepunten in je leven. En ik heb nu 8 kleinkinderen, 5 meisjes en 3 jongens. Ze komen allemaal regelmatig bij me. Geweldig!”
“Vroeger hadden we brongas uit een gasketel hier achter huis in de tuin. Dat hadden de meeste mensen hier. Toen kwamen de gasbussen. En daarna natuurlijk aardgas verwarming. We stookten eerst op kolen. Daarna kwam de oliekachel. Maar de centrale verwarming is de meest prettige verbetering die ik ken. Waren we vroeger met stoffer en blik en zwabber bezig, in latere tijden was er een rolbezem. En deze ging vooruit aan de stofzuiger die we nu kennen. We schonken heet water op handgemalen koffie. Er zijn nu koffiezetmachines en senseo’s. Vroeger had niet iedereen een fiets. Tegenwoordig fietsen ze haast uit de wieg vandaan. Toen ik hier kwam op m’n 6de kon ik nog niet fietsen. Later moesten we een belastingplaatje bij ons hebben. Als iemand in ons gezin op de fiets ging, nam die het plaatje in een etuitje mee. Dat kon je aan je stuur hangen. We hadden een plaatje met een gaatje er in. Want voor een ander hadden we geen geld. Ze konden dan zien dat je arm was”.
“Hier op ‘t Kleingouw is het sinds we hier kwamen in 1945 wel veel drukker geworden. We zagen hier alleen Gert Jan de Vos met z’n vrachtauto langs komen. En dokter d’Arnoud, de huisarts. Er was toen nog geen verkeer. Maar nu? Om een uur of vier dan is het verschrikkelijk. Dan moet ik soms een tijd wachten om op de straat te kunnen komen”. “Op de Molenweg was een postkantoor met een telefooncel er in. Daar kon je telefoneren. Er werden dan stekkertjes in bepaalde contacten voor je gestoken om de verbinding te maken met de ander. Nu heeft iedereen een draadloze telefoon in huis en een computer met internetverbinding. En de jongere generaties hebben allemaal mobiele telefoons. Koelkasten of vriezers die waren er vroeger echt niet. Vaak waren er in de huizen kelders of diepe kasten waar etenswaren iets langer goed gehouden konden worden. Men was meestal bezig om fruit, vruchten en groente uit eigen tuin in te maken in weckflessen en potten. Zo heb ik hier in huis nog ingemaakte peertjes, tomaten, kersen en slabonen. Ze zullen al wel zo’n 40 jaar oud zijn nu”.
“Onze maatschappij tegenwoordig is zo anders als die van vroeger. Ik houd mijn hart wel eens vast voor de jeugd van deze tijd. Er zijn zoveel verleidingen. Drank en drugs, je moet er niet aan denken hoe ze thuis kunnen komen. Als ik het allemaal lees over dat “comazuipen” enzovoort dan denk ik: waar moet dat heen? Ik denk dat de ouders een grote verantwoording hebben in deze dingen. Zij geven vaak het verkeerde voorbeeld. De een is er tegen bestand en de ander niet. De hele maatschappij is veel harder geworden. Onze jongens nemen ook een biertje, maar het blijft binnen de perken. Ik ben blij dat we in onze familie nog geen narigheid wat dit betreft gekend hebben. Maar ik heb medelijden met die gezinnen die dit allemaal moeten meemaken”.
Jeltje heeft de laatste tijd van haar leven in Sorghvliet gewoond. Daar is deze karakteristieke dame overleden op 14 december 2015.
Een van haar uitspraken was: “Je moete de mense neme zoas ze benne en niet zoas ze weze moete” (want niet iedereen hoeft hetzelfde te zijn als ik)
Van de foto’s in dit artikel is de herkomst niet meer te achterhalen. Mocht je in het bezit zijn van een originele foto van betere kwaliteit, dan zouden we deze graag ontvangen. Natuurlijk willen we altijd de na(a)m(en) toevoegen van de eigenaar van de foto.