Andijk: vijfduizend Westfriese dwarskoppen die ’t maken

Koeken, ansjovis, aardappelen, zaden, lelies

auteur: Piet Kistemaker
bron: jaarboek 2017, artikel uit Elseviers weekblad zaterdag 25 augustus 1973

Als er één dorp in ons land lelijk en  onbetekenend had moeten zijn,  dan toch zeker wel Andijk. Pas dit  jaar voor het eerst meer dan vijfduizend inwoners herbergend, hoog in  West-Friesland weggestopt, nauwelijks bereikbaar en een kleine vijftig  jaar geleden nog vrijwel geheel geslachtofferd om de Zuiderzeedijk te  verbreden en te verzwaren – wat kan  je daar nu van verwachten? 

In elk geval niet veel fraais. Hoe  deden ze dat vroeger immers als er  plotseling, ergens gesloopt moest  worden: de bijl er in en “ergens”  anders eventueel weer wat herbouwen. Dat hoefde dan allerminst  fraai, laat staan esthetisch verantwoord te gebeuren. Welnee, als de  mensen maar weer konden wonen,  verder had men nergens een bood schap aan. Zeker in een negorij als  Andijk dat toen toch wel heel degelijk was, keek men niet nauw. Wie dan  ook nu eens een kijkje gaat nemen,  gelooft zijn ogen dan wel de historie  niet. 

Van Medemblik in oostelijke richting rijdend, moet men eerst door  Wervershoof om vervolgens een hele  serie gehuchtjes te passeren, die bij nader inzien met zijn allen de 1616  hectare van de gemeente Andijk vormen. Ruim twintig kilometer  landinwaarts waar zich de meer dan  zesduizend hectare beslaande Groot slagpolder uitstrekt. De schaarse  nieuwbouwwijkjes gemakshalve  maar even buiten beschouwing  latend, komt men vrijwel nergens  twee gelijke huizen tegen. Zomin  als men een echt rijtje -meer huizen  onder een kap of zo- kan ontwaren.  Tussen al die verschillende huizen  diepgroene tuinen.

Ouderwetse en gemoderniseerde  Westfriese stolpboerderijen komt  men er net zo vaak tegen als spik splinternieuwe bungalows, bijna  antieke arbeidershuisjes, vrij grote bedrijfscomplexen en uitgestrekte  tuinderijen. En groen natuurlijk. Erg  veel bomen, struiken, heesters en wat  er verder allemaal nog maar groen  kan zijn. Andijk is dan ook een oase,  waar men kan zien hoe het ook kan,  hoe een stoffig boerengat zijn geheel eigen karakter kan kwijtraken en  inruilen voor een totaal nieuw gezicht  zonder dat er van “verlies” sprake is.  Het opmerkelijke is dan bovendien  dat dit gehele proces (dat tot zo’n  fraai succes heeft geleid) pas achter af als zodanig viel te onderkennen  omdat elk plan er aan ontbrak.  

NIET VEEL SOEPS 

Wat was er nu feitelijk aan de hand  in 1916, het keerpunt in de Andijkerhistorie? Op en langs de dijk van  de Zuiderzee lagen en hingen – van  staan was nauwelijks sprake – enkele honderden huizen en wat daar  zoal bij hoorde. Veel soeps was het  allemaal niet en Andijk was dienovereenkomstig dan ook maar een on betekenend boerendorpje. De zware  storm van november 1916 verander de met één machtig gebaar dat hele  patroon. De dijk had zo zwaar onder  het watergeweld geleden dat een  grootscheepse opknapbeurt niet  langer uitgesteld kon worden.

De dijk  moest verzwaard worden maar ook  en dat was veel ernstiger – verbreed.  Daarvoor zijn toen, zonder veel  vormen van proces, ruim “driehonderd opstallen verwijderd of verplaatst”  zoals het thans in lokale annalen  wordt omschreven. 

Piet Groot was toen burgemeester, de  laatste Andijker die het tot dat hoge  ambt heeft geschopt trouwens, want  al zijn opvolgers zijn “buitenpoorters”  geweest en dat zal wel zo blijven ook.  “Groot was niet zo’n makkelijke, dat  was nog een echte boerenregent,”  herinnert Piet Kistemaker zich, de  gepensioneerde kruidenier die zijn  levenlang heeft gespeurd naar  weetjes over de Andijker geschiedenis en die zelfs al een, in de oorlog uitgegeven, “standaardwerk” op zijn  naam heeft staan. 

Kistemaker laat ook foto’s zien van  Piet Groot, maar wil daar pas over  praten als hij eerst althans iets van  de nog oudere geschiedenis heeft  mogen verklaren. En dat begint  voor hem ver, wel duizend jaar vóór  Christus. Met zichtbare trots vertelt  hij over het gevecht van die allereerste oer-Andijkers tegen de natuur  en dus vooral tegen het water. Via  Bataven en Friezen en de Noormannen natuurlijk, komt dan het jaar 1000 na  Christus. Dat leeft nog zo voor hem  dat je een duidelijke ondertoon van  spijt en teleurstelling in zijn stem kunt  horen als hij over de strenge winter  van 1288 vertelt. Het vroor toen zo  hard en lang dat “die van Holland”  via de bevroren sloten en weteringen eindelijk die Westfriezen er eens  definitief onder konden krijgen. Kiste maker weet er alles van, inclusief de  beruchte dwangburchten die Floris  V in die omgeving liet bouwen om  die dwarskoppen – zelf noemen ze  zich nog steeds liever “mensen die  staan op hun onafhankelijkheid en  vrijheidszin” – niet opnieuw de kans  te geven dwars te gaan liggen. Ons  even conformerend aan de titel van  Kistemakers boek “Met sprongen  door de Andijker historie”, belanden  we dan in de vorige eeuw. Andijk was  toen grotendeels een veeteeltgebied  en pas sinds 1812 een zelfstandige  gemeente. 

Als er één dorp in ons land lelijk en  onbetekenend had moeten zijn,  dan toch zeker wel Andijk. Pas dit  jaar voor het eerst meer dan vijfduizend inwoners herbergend, hoog in  West-Friesland weggestopt, nauwelijks bereikbaar en een kleine vijftig  jaar geleden nog vrijwel geheel geslachtofferd om de Zuiderzeedijk te  verbreden en te verzwaren – wat kan  je daar nu van verwachten? 

In elk geval niet veel fraais. Hoe  deden ze dat vroeger immers als er  plotseling, ergens gesloopt moest  worden: de bijl er in en “ergens”  anders eventueel weer wat herbouwen. Dat hoefde dan allerminst  fraai, laat staan esthetisch verantwoord te gebeuren. Welnee, als de  mensen maar weer konden wonen,  verder had men nergens een bood schap aan. Zeker in een negorij als  Andijk dat toen toch wel heel degelijk was, keek men niet nauw. Wie dan  ook nu eens een kijkje gaat nemen,  gelooft zijn ogen dan wel de historie  niet. 

Van Medemblik in oostelijke richting rijdend, moet men eerst door  Wervershoof om vervolgens een hele  serie gehuchtjes te passeren, die bij nader inzien met zijn allen de 1616  hectare van de gemeente Andijk vormen. Ruim twintig kilometer  landinwaarts waar zich de meer dan  zesduizend hectare beslaande Groot slagpolder uitstrekt. De schaarse  nieuwbouwwijkjes gemakshalve  maar even buiten beschouwing  latend, komt men vrijwel nergens  twee gelijke huizen tegen. Zomin  als men een echt rijtje -meer huizen  onder een kap of zo- kan ontwaren.  Tussen al die verschillende huizen  diepgroene tuinen.

Op de voorgrond, zittend in het midden:  Piet Groot Janszn, beschermheer van  muziekcorps ‘Kunstmin’, burgemeester  van Andijk van 1919-1945 en dijkgraaf  van Hoorn. De Dijkgraaf Grootweg is naar  hem vernoemd.

In de schuit de in het interview vermelde kruidenier en historicus Piet Kistemaker. Hier  bezig met het uitladen van dozen biscuit, geschonken door Engeland. Deze werden bij  de Bevrijding -begin mei 1945- met auto’s vol in de schuur van Jaap Kooiman aan de  Dijkweg gelost. Daar mochten de kruideniers ze ophalen. De twee meisjes in ’t wit zijn  Kistemakers oudste dochters. De winkel van Piet Kistemaker stond op de Middenweg,  naast het huis van Pop Vriend en Grietje Schenk.

BUURTJE 

“In die tijd hadden de boeren van het  Buurtje (in het westen van Andijk) het grotendeels voor het zeggen.  Dat waren de hoge heren. Dat ging  veranderen nadat in het midden van  de vorige eeuw de veeteelt het ging  afleggen tegen de akkerbouw. Vooral  omdat nog weer even later de zaad teelt opkwam, waarvan heel wat  Andijkers ook vandaag de dag nog  leven. “En goed leven ook, mag ik wel  zeggen” meent Piet Kistemaker. 

Via het Saksisch erfrecht ging de (voor)vaderlijke boerderij vanouds  altijd over op de oudste zoon, maar  al in de vorige eeuw kwam aan die  ongewenste situatie toch langzamer 

hand een einde. Ook de jongere zoons kregen rechten en daarmee  stukken of stukjes land. Daarop  kon je natuurlijk nauwelijks lonende  veeteelt bedrijven, maar dat hoefde ook niet. De meest inventieven  scheurden het grasland en maakten  er bouwland van en verbouwden er  meekrap bijvoorbeeld, voor de verf industrie. Die inventiviteit acht burge meester Knorr nog altijd kenmerkend voor de Andijkers. “Ze zijn hier niet  zo gauw voor een gat te vangen, ze weten zich altijd heel behoorlijk te  redden. Daarbij staan ze inderdaad op hun vrijheid, hun onafhankelijkheid, maar als ze denken er samen beter  van te worden, dan zijn ze bereid tot vergaande vormen van samenwerking. ”Middenin die ontwikkeling van vee houderij, akkerbouw, tulpen, zaadcultuur en de huidige hoogwaardige  leliehandel, kwam dan die storm nacht. Piet Groot, die tevens dijkgraaf  was, pakte de zaak rigoureus aan.  

Hij was het, die na de stormnacht  besloot een nieuwe weg, parallel aan de dijk, maar wel enkele kilometers  landinwaarts aan te leggen. Te hooi  en te gras kwamen er ook een paar  verbindingswegen tussen de dijk en  die nieuwe weg. Maar daar liet Piet  het niet bij. Neen, hij vond dat een  aantal huizen inderdaad van die dijk  verwijderd moest worden, daar was  nu eenmaal niets aan te doen, want  die dijk moest en zou worden ver breed. Maar die huizen en boerderijen hoef den toch niet allemaal gesloopt te  worden? D’r konden er toch een heel  stel behouden blijven door ze te ver plaatsen? En burgemeester-dijkgraaf  Piet Groot liet dekschuiten komen,  touwen, sterke en gespecialiseerde  kerels en het halve dorp werd een  stukje opgevijzeld en een eindje  verder op weer neergelaten.

ACHTERLAND 

En passant besloot Piet Groot ook  nog, vrijwel in zijn eentje, dat er maar  eens een eind moest komen aan het  voortdurend bouwen aan en vlak bij  de dijk. Voortaan, zo decreteerde hij,  moesten die Andijkers maar eens  leren dat Andijk wel wat meer was  dan een negen kilometer lang stuk  dijk. Dus werden er sinds 1916 her  en der verspreid in het “achterland”  tuinderswoningen en arbeiders huisjes gebouwd. 

Die paar wegen die door burgemeester-dijkgraaf Groot zijn aangelegd, zijn er nog allemaal. Gelukkig,  want die structuur, in combinatie met  de verspreide (want lint-bebouw ing), heeft Andijk het huidige prettige karakter van een echt tuindorp  gegeven. Een nadeel is de slechte  bereikbaarheid van veel tuinderijen.  Dat maakt de gemeenschap economisch erg kwetsbaar want vervoer à  la Giethoorn past uiteraard niet meer  in deze tijd. Maar ook daar wordt  aan gewerkt want de hele polder Het  Grootslag wordt op grootscheepse  wijze verkaveld zodat straks alle tuinderijen ook per as bereikbaar zijn.  Burgemeester Knorr juicht die verkaveling van harte toe, maar verhult niet  dat er grote financiële problemen voor  de gemeente aan verbonden zijn. “Zo moeten we nu naar een rioleringstelsel, op kosten van de gemeente. In  de oude situatie had je aan de polder  genoeg, die was zo zelfreinigend van  karakter door de enorme wateropper vlakte en de brede vaarsloten, dat je  daarmee kon volstaan. Door de ver kaveling wordt daar nu een einde aan  gemaakt en moeten we alle huizen op  de centrale riolering aansluiten. Dat  kost een paar centen, zoals men zich  kan voorstellen, want die lintbebouwing van meer dan twintig kilometer is  dan geen pretje.” 

Maar ook daar zullen de Andijkers wel overheen komen. Hoe vaak hebben  ze hun bestaan al niet bedreigd gezien door dijkvallen, overstromingen en  andere natuurrampen? In 1713, 1744  en 1769 bijvoorbeeld, toen de veepest er iedere keer in slaagde dertig tot  vijftig procent van het Andijker vee te  doden, wat dan natuurlijk evenzovele  keren neerkwam op het faillissement  van de bevolking. En ook weten ze in  Andijk nog te vertellen over de ramp  van de paalworm (1731), afkomstig uit  het Middellandse Zeegebied, die de  palen die de dijk moesten beschermen, goeddeels opvrat. 

GEZEGEND 

Goed, de minder prettige gevolgen  van de ruilverkaveling komen ze dus  wel weer te boven. Hoewel, “Klaas  Politiek” ofwel K. Nierop sr. (79) en  in 1966 nog tien dagen waarnemend  burgemeester van Andijk geweest, noemt die ruilverkaveling toch met  een duidelijk gevoel voor het under statement “gezegend”. Hij maakt  niet duidelijk of hij er nu voor of  tegen is, maar hij betreurt wel dat die  verkaveling een stukje intimiteit van  zijn Andijk geweld zal aandoen. “Dat  doen trouwens die Amsterdammers  ook wel een beetje, waarmee het hier  zo langzamerhand volloopt.” Op het  gemeentehuis wordt dat bevestigd:  er is een steeds toenemende animo  van de zijde der Amsterdammers om  in Andijk te gaan wonen. 

Gelijk hebben ze trouwens, want het  is er inderdaad een oase van groen  en rust. Andijk zelf is niet rouwig  om de komst van “buitenpoorters”,  maar staat ook niet te trappelen van  ongeduld. Men eist van die buitenpoorters dat ze zich aanpassen en  dat ze bereid zijn Andijker met de Andijkers te worden. Doet men dat  niet, dan kan men beter maar weer  opkrassen want dan gaat men een  moeilijke tijd tegemoet, zo makkelijk  zijn ze er niet.

Rechts op de voorgrond een deel van de schuitenhelling van Klaas Op ’t Land op de  hoek Kleingouw-Middenweg. Oktober 2016 is alles gesloopt. Het gebouw ernaast was  de winkel en opslag van o.a. rietmatten en molmbalen van Coöp. Akkerbouw. Op die  plek is later de Bondsspaarbank gebouwd.

Piet Kistemaker sr., kloetend in de knoe,  hier varend door de dijkdracht. Deze is na  de storm in 1916 nieuw gegraven. 

Piet Kistemaker wil dat nog wel even  verduidelijken. “Kijk, die buitenpoort ers moeten zich maar aan ons aan passen. En da’s toch niet zo moeilijk.  Een van de vorige burgemeesters,  Bakker, die kwam van Bolsward en is  later nog minister geworden, die had  ‘t door. Die was ook goed bij de zaak  en kon in alle bochten. Dat was d’r een  waaraan we hier behoefte hadden. Die heeft ook heel wat slechte huisjes in Bangert (het meest westelijk, over wegend r.-k. deel van Andijk) sloopt  omdat er tbc heerste. Dat was ge woon een goeie omdat hij steeds de  belangen van Andijk heeft zien.”

Kistemaker, van wie de stamboom in  de rechte lijn tot rond 1600 teruggaat  en die dan ook met recht en reden  over de eeuwen Andijker historie mag  spreken, laat de eerste lettergreep  van het deelwoord consequent weg.  Hij niet alleen trouwens, dat doet heel Andijk, hoewel het natuurlijk wel even  duurt voordat ook alle “buitenpoort ers” deze gewoonte hebben overgenomen. Maar hun (jonge) kinderen  doen het wel. Dat kan men aan de dijk  horen, waar de jeugd zich zwemmend  en zonnend amuseert. Daar worden  ook terecht de uitgesproken rust en  stilte geweld aangedaan, die suggereren dat Andijk een ingeslapen be doening van hoogbejaarden zou zijn.

Dat is wel de eerste indruk, maar die  blijkt nochtans zeer faliekant onjuist.  Neem bijvoorbeeld de lelie-cultuur,  het laatste-van-het-laatste in Andijk.
Nogal wat tuinders hebben zich op  de lelie geworpen, gewoon omdat  er vraag naar was en is en er dus   een leuke cent aan te verdienen valt.  Daar is Andijk namelijk bijzonder  gevoelig voor. Heel vroeger, toen  de polder nog eens in de zeven jaar  gehoefslaagd werd, kwam Andijk er  nogal eens mooi af, omdat men door  de slechte financiële positie maar een  klein stukje dijk behoefde te onder houden, maar dat is nu wel over. 

Ze verdienen er goed. Maar ze werken  er ook voor. Kijk maar naar de lelies.  Wil je, als tuinder daaraan meedoen,  dan dien je toch al gauw een ton of  twee te investeren. Dat is nogal wat  natuurlijk en bovendien is de Andijker kleigrond daarvoor wat zwaar. Dat los sen de Andijkers op hun eigen manier op. Wat tuinders staken “dus” de  koppen bij elkaar, riepen een coöperatieve stichting in het leven en gingen de eerste teelt in de Wieringermeer  uitzetten, waar de grond wat armer en  dus geschikter was. Dat is dan zo’n  typisch belang waarop ze elkaar in  Andijk blindelings vinden. Bovendien is dat niet vandaag voor het eerst,  want in de vorige eeuw genoten de  Andijkers enige bekendheid omdat  ze in eendrachtige samenwerking  probeerden steeds zo vroeg mogelijk  de vroege aardappels voor Amsterdam gereed te hebben. Daar werd voor  deze ‘Andijker Muizen’ extra betaald en er zat dus goed geld in. De  Andijkers-van-toen zorgden er in die  dagen voor dat die vroege oogst niet  door nachtvorst verloren ging. Dat ze  daarvoor vuren op de akkers moesten  stoken, was geen bezwaar. Ze meenden namelijk doordat de rook van die  vuren, mits die een beetje boven de  aardappelen bleef hangen, de lucht  wat verdichtte en daardoor vorstvrij  bleef want, zo verduidelijkt men nu  nog in Andijk, “dikke lucht wordt niet  zo gauw koud.” 

Op die manier verdient men tegenwoordig natuurlijk het zout in de pap  niet meer. Toen wel, maar nu gaat dat  anders. Dat hebben de Andijkers zelf  heel goed leren inzien, dat hoefde  niemand te komen vertellen.
Die aardappelen werden dan ook al  snel vervangen door pootaardappelen die grotendeels naar Brazilië, Argentinië en andere Zuid-Amerikaanse landen  werden geëxporteerd. Daarna  kwamen tulpen aan bod, die hebben  het ook een tijdlang goed gedaan  en nu dan de lelies. Maar de hoofd moot wordt al sinds tientallen jaren  gevormd door de zaadteelt. Daar  weten ze alles van in Andijk en dat  mag ook wel want in het begin van  deze eeuw heeft die zaadteelt het  plaatsje bepaald geen windeieren  gelegd. Vrijwel alle grote Nederlandse  zaadteeltbedrijven hebben dan ook  hun oorsprong in Andijk gevonden:  Sluis & Groot, Rood en Zonen, Gebr.  Sluis, het zijn evenzovele namen  van grote bekende firma’s die op dit  punt inderdaad hun mannetje staan.  Sommige zijn zo groot geworden  dat ze er complete eigen laboratoria op na houden om steeds maar  weer nieuwe cultures aan te kunnen  pakken, nieuwe producten te ontwikkelen en dus nieuwe markten te  exploreren. Overigens, enkele zaad bedrijven zijn nog steeds in Andijk  gevestigd.  

AFRIKA 

Hoe slagvaardig mensen in een toch  erg klein dorpje als Andijk blijken te  kunnen zijn als het om hun (goed belegde) boterham gaat, blijkt juist  ook uit die zaadcultuur. Die werd  namelijk zo’n tien tot twintig jaar  geleden, gewoon te duur voor ons  land. Deze vorm van tuinbouw werd  te arbeidsintensief om nog lonend  te kunnen zijn. Wel, een aantal grote  Andijker tuinders zocht toen een gebied op waar de arbeid goedkoper was en gingen daar het meest  arbeidsintensieve deel van hun  business afwikkelen. Het werd  Tanzania, waar nu een aantal  plantages door Andijkers wordt geëx ploiteerd. Met een beetje fantasie  zou men dan ook kunnen zeggen  dat een groot deel van Andijk niet in  Noord-Holland maar in Afrika ligt … 

Even terug naar de ruilverkaveling die  nauw samenhangt met de structuur verandering van de tuinderijen. “Die  hele tuinbouw hier is saneerd en  dat betekent gelukkig niet dat die  tuinbouw hier slechterd is. Wel zijn  er allemachtig veel tuinders stopt,  dat moest wel want kleine tuinders  kunnen het niet meer bolwerken. Om  het hoofd boven water te houden, moet  je gaan mechaniseren en veel kleine  tuinders hebben daar ‘t geld nooit voor had”, meent Piet Kistemaker.  Het saneren van kleine tuinders voert  uiteraard tot een schaalvergroting en  daarvoor is de ruilverkaveling eens te  meer noodzakelijk. 

Maar de gemeente heeft nog wel  wat meer pijlen op de boog. Aan  de noordwestkant ligt een poldertje van veertig hectare, indertijd door  Rijkswaterstaat aangelegd als proef polder ter voorbereiding van de  latere inpolderingen (Wieringen,  Noordoostpolder etc.). “Dat poldertje is gemeentelijk eigendom en er zijn  nu contacten met een beleggings maatschappij om het tot een  recreatiegebied om te bouwen. Dat  kan best iets leuks worden”, hoopt de  burgemeester die eraan toevoegt dat  het gemeentebestuur in het achter hoofd ook een plannetje heeft om  Andijk van een – bescheiden – jacht haventje te voorzien. In elk geval  voorlopig alleen voor eigen inwoners,  omdat die nu eenmaal een duidelijke behoefte hebben aan zoiets. De  burgemeester ziet dat wel zitten.  “Nu is het aanwezige vluchthaventje  grotendeels verzand, maar eens waren de Andijkers ook vissers. Ansjovis  was geloof ik toen erg in trek. Het zou  aardig zijn als de band tussen Andijk en Zuiderzee of IJsselmeer via de  watersporters weer tot nieuw leven  zou kunnen komen.” 

De burgemeester zegt dat Andijk  noch hijzelf onder grootheidswaanzin  gebukt gaan. “We hoeven hier niet  zo nodig hard te groeien. Dat zou de  weidse uitgestrektheid die voor  tallozen zo’n openbaring is, geweld  aandoen. Nee, die sterke groei hoeft  niet zo hard. We willen aan de andere kant wel iets in bevolkingsaantal  toenemen, daar hebben we dan  ook een bescheiden bestemmingsplannetje om tot een zekere centrum vorming te komen voor, maar dat  is vooral bedoeld om de financieel  zware nadelen van onze lintbebouwing een beetje te kunnen opvangen.  Maar die groei mag in elk geval het  typische karakter van Andijk niet aan tasten.” 

Met dank aan ‘Kistemaker Netwerk’  (www.kistemaker.nl) De foto’s zijn er door  de redactie bij geplaatst en kwamen niet  voor in het betreffende artikel in Elsevier 

Pop Vriend (1914-1989) bezocht in de 50- er jaren van de vorige eeuw de toenmalige  republiek Tanganyika in Oost-Afrika om te  mogelijkheden te onderzoeken voor zaad productie van stamslabonen. Een hele  onderneming in die tijd. Met zijn steen kolenengels redde hij zich echter overal.  Zowel klimaat als grond bleken zeer ge schikt en zijn pionierswerk resulteerde in  de oprichting van Pop Vriend Tanganyika  in 1958. Scheepsladingen vol bonenzaad  zijn in de loop der jaren vanuit het latere  Tanzania naar zijn bedrijf in Andijk ver zonden en vervolgens wereldwijd gedistribueerd.

Piet Kistemaker 1902-1994

Pieter Kistemaker werd in Andijk geboren  op 9 maart 1902 in een tuindersgezin. Hij  kwam in Andijk van de lagere school, maar  voelde niets voor ‘de bouw’. Hij werkte als  kruideniersbediende en trouwde op 14  juni 1928 met Aafje Faust, dochter van  een plaatselijke bakker. Mede door haar  grote inzet groeide hun dorpswinkel in  kruidenierswaren tot een van de toonaangevende zaken in Andijk. 

Onder andere via de plaatselijke reciteer club Woordkunst en door veel zelfstudie  bekwaamde Kistemaker zich in ‘taal en  letteren’. Hij schreef artikelen, schetsen  en gedichten in verschillende bladen,  waarbij de nadruk kwam te liggen op  de Westfriese en met name de Andijker  Historie. Niet onbelangrijk was zijn ken nis van het Andijker dialect. Bekend is  ook bij velen zijn “Andijker Jaartallen”. In  1946 kwam zijn boek Met sprongen door  de Andijker historie uit. De veelzijdigheid  van deze eenvoudige Andijker is moei lijk in enkele zinnen samen te vatten. Hij  had een encyclopedisch geheugen, wat  vooral tot uiting kwam in de genealogie,  die uitmondde in vele kaartenbakken vol  gegevens van Westfriese families. Velen  kennen de Mantel-, Kooiman-, Groot- en  Boeder-boeken. Hij was een vraagbaak  voor velen. 

14 juli 1994 overleed Piet Kistemaker, hij is  92 jaar geworden. Op zijn grafsteen staat  de bekende spreuk: 

‘Die zijn voorgeslacht niet eert,  

is zijn eigen naam niet weerd.’